Door Michael Vlerick (Universitair Docent aan Tilburg University)
Over de hele wereld komen jongeren samen in protest tegen het gebrek aan daadkracht van de wereldleiders om klimaatverandering aan te pakken. Zij bekritiseren terecht de inertie van het huidig beleid. “Too little, too late”. Sinds 1995 werden er 24 klimaattoppen georganiseerd en het resultaat kunnen we niet anders bestempelen dan ontgoochelend. De laatste top in Katowice eindigde op een zwaktebod: we zouden niet langer streven naar een opwarming van ‘slechts’ 1,5 graden boven de pre-industriële wereldtemperatuur, maar naar een opwarming van 2 graden.
Boosaardig of onwetend?
In haar veelbesproken toespraak voor de Verenigde Naties in New York wijst Greta Thunberg – die de jeugdbeweging op gang trok – met een beschuldigende vinger naar de wereldleiders. Zijn de huidige politici en diplomaten die een zitje op die klimaattoppen bezetten dan boosaardig, vraagt Thunberg zich luidop af. ‘Nee’, luidt haar antwoord, dat weigert ze te geloven. Daarom gaat ze er maar van uit dat de ze de klimaatproblematiek niet hebben begrepen.
Het gaat hier volgens mij om een valse dichotomie. Die wereldleiders zijn noch boosaardig noch onwetend. We hebben het tenslotte over een groep mensen die doorgaans een goede opleiding hebben genoten én uitgebreid geïnformeerd worden door klimaatexperten. Aan een gebrek aan kennis en begrip ligt het dus wellicht niet. Maar wat verklaart dan de inertie van het huidig beleid? Deze vraag beantwoorden is van cruciaal belang om tot een beter beleid te komen.
Twee problemen met internationale onderhandelingen
Het probleem, denk ik, ligt niet zozeer bij wie dat beleid uitstippelt (en wat zij al dan niet begrepen hebben), maar bij hoe dat klimaatbeleid tot stand komt. Dat beleid is namelijk het resultaat van onderhandeling tussen afgevaardigden van naties. Zo’n ‘inter-nationale’ onderhandeling brengt twee belangrijke problemen met zich mee. Ten eerste zorgt deze ervoor dat het groepsbelang voorrang krijgt op het wereldwijd belang. Staatshoofden en andere afgevaardigden zijn in de eerste plaats bezorgd om de natie die hen afvaardigt. Op zich is dat nog niet zo problematisch. Al deze naties hebben er immers alle belang bij klimaatverandering aan banden te leggen (alleen al om de massale migratiegolven te vermijden die klimaatverandering teweeg kan brengen).
Het gif zit hem echter in het tweede probleem. Het huidige systeem waarbij verkozen afgevaardigden van groepen het beleid bepalen, zorgt er vaak voor dat het kortetermijnbelang (van die groepen) primeert op het langetermijnbelang. Zij zijn immers begaan met de volgende verkiezingen en willen koste wat het kost in de gratie blijven van de groep die hen afvaardigt. Vandaag CO2 taksen opleggen of fors gaan investeren in de ontwikkeling van nieuwe technologieën (waarvan de vruchten slechts over enkel decennia geplukt zullen worden) is doorgaans niet de manier waarop zij dat proberen te verwezenlijken.
Een beleid dat geënt is op het groepsbelang op korte termijn heeft echter rampzalige gevolgen voor een gemene goed zoals het klimaat. Het veroorzaakt wat Garitt Hardin een ‘tragedy of the commons’ noemt – ‘een tragedie van het gemene goed’. Wanneer alle actoren hun onmiddellijk eigenbelang nastreven dan vernietigen ze op termijn het gemene goed waar ze allen van afhankelijk zijn. Hoe kunnen we zo’n tragedie vermijden? Door ervoor te zorgen dat internationale onderhandeling in het groepsbelang plaatsmaakt voor wereldwijde samenwerking in het globale belang. Zolang we het beleid laten bepalen door staatshoofden en diplomaten wordt dat moeilijk.
Deliberatieve democratie
Wie neemt dan hun plaats in? Het misschien wat verrassende antwoord daarop is: de wereldburgers zelf. We kunnen uiteraard niet de hele wereldbevolking samenbrengen om het beleid uit te stippelen maar we kunnen wel een representatieve steekproef ervan samenbrengen. Zoiets heet deliberatieve (in plaats van representatieve) democratie. Concreet houdt het in dat een representatieve steekproef (naar geslacht, leeftijd, etnische afkomst, socio-economische status en culturele achtergrond) van de wereldbevolking samenkomt om het beleid uit te stippelen. Nadat ze goed worden geïnformeerd over de problematiek en over mogelijke oplossingen, overleggen ze met elkaar in groepen en wordt toegewerkt naar een (hoge graad van) consensus rond de voorstellen die de voorkeur van de meerderheid wegdragen.
Een naïeve droom, denkt u misschien. Sociale experimenten met deliberatieve democratie tonen echter dat er vaak constructieve oplossingen uit de bus komen voor complexe maatschappelijke problemen en dat zo’n overlegmodel mensen met heel uiteenlopende achtergronden op dezelfde golflengte kan krijgen. Meer zelfs, zo’n initiatief vond reeds plaats en de resultaten waren bijzonder hoopgevend.
Op zaterdag 6 juni 2015 kwamen tienduizend burgers uit 76 verschillende landen in 97 overleggroepen in alle uithoeken van de planeet samen om over de klimaatproblematiek te delibereren. Het project heette “World Wide Views on Climate and Energy” en vond plaats enkele maanden voor de VN-klimaattop in Parijs. Het werd het meest grootschalige burgeroverleg ooit. Nadat de deelnemers werden geïnformeerd via educatieve filmpjes, overlegden ze met elkaar hoe ze de klimaatproblematiek het best konden aanpakken. De maatregels die door de overleggroepen werden voorgesteld gingen doorgaans een stuk verder dan de richtlijnen die enkele maanden later door de VN-top werden voorgesteld én de graad van consensus die daarbij werd bereikt was aanzienlijk hoger dan die onder de politici en diplomaten in Parijs.
De tweede vervreemding
In mijn boek “De tweede vervreemding: Het tijdperk van de wereldwijde samenwerking”, waarin ik een lans breek voor het belang van wereldwijde samenwerking, werk ik een voorstel uit om zo’n globale burgerraad binnen de Verenigde Naties te integreren. Want in het globale tijdperk waarin we zijn terechtgekomen staat één iets vast: de grote maatschappelijke uitdagingen waar we vandaag voor staan kunnen we enkel het hoofd bieden wanneer we wereldwijd samenwerken. Dat geldt niet enkel voor klimaatverandering, maar ook voor armoede, overbevolking, massamigratie en conflict. De tijd is gekomen om lessen te trekken uit het verleden en werk te maken van een volwaardig en duurzaam wereldwijd samenwerkingsverband. Een samenwerkingsverband waarin de wereldburgers zelf het echt voor het zeggen hebben!
Met dit soort verhalen valt mij steeds weer op dat de schrijver niet door technische kennis wordt gehinderd. Dat voor elk probleem wel een blik techneuten is open te trekken.
Welnu: de klimaatdoelen zijn niet haalbaar omdat de natuurwetten zelf in de weg staan. Met zon en wind is niet genoeg energie op te wekken om ieders vrijheid en welvaart te behouden. En inderdaad: in een democratie is het niet simpel om de bevolking 30 jaar lang een oorlogseconomie op te leggen als van reële bedreiging niet eens sprake is. Het alarmisme zit namelijk in computermodellen die het verleden niet kunnen verklaren laat staan de toekomst voorspellen. Aanbevolen lectuur: “blauwe planeet in groenen kluisters” van Vaclav Klaus.