Door Helen de Cruz (Universitair hoofddocent Saint Louis University)

Helen de Cruz ( VU Amsterdam / Oxford Brookes)

In januari begin ik als wetenschapsfilosoof aan de VU Amsterdam. Ter voorbereiding van mijn twee interviews voor deze positie las ik de afscheidsrede van mijn voorganger, Hans Radder, die je hier kunt lezen. Zoals Hans Radder aangeeft, is er de laatste jaren regelmatig discussie over de kwaliteit en vertrouwen van onderzoeksresultaten. Recent zijn er diverse gevallen van wetenschappelijke fraude aan het licht gekomen, waaronder in Nederland, onder meer Diederik Stapel. Wanneer dergelijke zaken uitbreken, klinkt het in de media dat we een probleem hebben in de wetenschapscultuur: er is te veel druk om te publiceren, te veel druk om projectgeld binnen te halen, te veel druk om mooie resultaten te publiceren. Dit is allemaal waar. Desalniettemin voel ik mij optimistisch over wetenschap, telkens wanneer een zaak als die van Stapel aan het licht komt.

Stapel was een socioloog aan de Universiteit van Tilburg. In 2011 kwam aan het licht dat hij data had verzonnen en gemanipuleerd in minstens 55 artikelen. Stapel was bekend om zijn markante onderzoeksresultaten: zo zou een rommelige omgeving mensen meer bevooroordeeld en discriminerend maken tegenover minderheden. Aangezien hij vaak samen schreef met postdocs, promovendi en andere onderzoekers was de schade erg groot: de onderzoeksresultaten van diverse medewerkers kwam in het gedrang. Iets gelijkaardig deed zich voor in Harvard, toen bleek dat de primatoloog Marc Hauser onderzoeksresultaten met apen had vervalst. Dergelijke situaties zijn niet alleen zorgwekkend voor de onmiddellijke samenwerkers van deze onderzoekers, maar voor de wetenschappelijke wereld in het algemeen. Welke studies moeten we opnieuw uitvoeren? Moeten we theorieën die gebaseerd zijn op fraudulente onderzoeksresultaten opnieuw herbekijken? Er is sprake van een vertrouwensbreuk.

Annette Baier beschrijft vertrouwen als een relatie tussen iemand (A) die vertrouwen stelt in iemand anders (B) om voor iets zorg te dragen (C),omdat zij dit om één of andere reden zelf niet kan/wil doen. Voorbeelden in het dagdagelijks leven zijn legio: Zo kan je een volkomen onbekend persoon in een station vragen om even op je spullen te letten tot je terugkomt van het toilet, je laat je kind in de kinderopvang, je leent een vriend wat geld. In elk van deze gevallen is er vertrouwen, en risico: je kan dat geld nooit terugzien, de kinderoppassers zouden incompetent kunnen zijn, de onbekende kan met de noorderzon verdwenen zijn, en je bagage spoorloos.

Bij wetenschappers is de vertrouwensrelatie epistemisch, wat betekent dat je vertrouwt op anderen voor een bepaald deel van je kennis. Er zijn diverse redenen om als wetenschapper samen te werken. Samenwerking is in de natuurwetenschappen en de meeste sociale wetenschappen een manier om jonge onderzoekers de knepen van het vak te leren – door zelf data te verzamelen en te schrijven aan artikelen bouwen ze knowhow op. Soms werk je samen met iemand omdat je zelf niet te expertise hebt, bijvoorbeeld een psycholoog die op een antropoloog beroep doet om in een ver gebied interviews af te nemen met een groep mensen die de antropoloog kent en waarvan zij de taal beheerst. Soms ontbreekt het je aan voldoende tijd, onderzoeksgeld en proefpersonen of infrastructuur om het onderzoek helemaal zelf uit te voeren.

Er zijn veel voordelen verbonden aan samenwerking. Zelfs als je samenwerkt met iemand die gelijkaardige interesses heeft en een gelijkaardige opleiding, kom je samen vaak op nieuwe inzichten die je zelf niet zou verzinnen. In de meeste takken van de wetenschap is het aantal artikelen in wetenschappelijke tijdschriften met meer dan één auteur de afgelopen 20 jaar aanzienlijk toegenomen. Maar in hoeverre kan je als wetenschapper vertrouwen op wat de ander doet? Zelfs als er geen fraude in het spel is, kan de ander een fout hebben gemaakt in de analyse van de data, het opzet van het experiment, enz. Dergelijke fouten komen vaak voor, zoals we kunnen lezen in Retractionwatch, een website die exclusief gaat over artikelen die moeten teruggetrokken worden uit tijdschriften omdat ze serieuze fouten of fraude (e.g., plagiaat, data-vervalsing) bevatten.

Susann Wagenknecht deed een uitgebreide etnografische studie bij natuurwetenschappers die samenwerken in teams om te onderzoeken in hoeverre wetenschappers elkaar vertrouwen. Uit haar studie blijkt dat wetenschappers die samenwerken elkaar niet automatisch en blind vertrouwen. Vertrouwen wordt geleidelijk aan opgebouwd, in diverse cycli, waarbij wetenschappers kijken naar resultaten in het verleden (is deze persoon te vertrouwen?) en hopen dat hun vertrouwen gegrond zal blijven in de toekomst.

Uit haar interviews met samenwerkende wetenschappers bleek dat vertrouwen vaak een pragmatische houding was, je kan immers niet alles zelf doen. Zo stelt Victor, een bioloog

Ik heb de hulp van Adam of Nicolaj nodig om dit experiment te doen, en natuurlijk moet ik op hun expertise vertrouwen. Als hij zegt dat de windsnelheid 10 meter per seconde is, moet ik dat geloven. Als ik eraan zou twijfelen, zou ik niet met hem kunnen samenwerken. Dit is een algemeen probleem in de astrobiologie, je moet samenwerken met mensen van diverse disciplines… je zou wel kunnen zeggen, ik kan je expertise in vraag stellen, maar als we willen samenwerken, moet ik erop vertrouwen dat je een expert bent in je vakgebied… Als ik bij elk experiment de expertise van mijn medewerkers in twijfel trok, zouden we nooit van start kunnen gaan. Het kan dan achteraf blijken dat ik teleurgesteld ben, maar, de enige manier om dat te ontdekken is om het te proberen (p. 9)

Wetenschappers hebben geen blind vertrouwen in elkaar. Ze blijven voorzichtig en sceptisch, maar geleidelijk aan stellen ze meer en meer vertrouwen in iemand waarmee ze in het verleden hebben samengewerkt. Hoewel het vaak niet mogelijk is om rechtstreeks te controleren wat de ander doet, kan je dat indirect wel doen. Wanneer een resultaat onverwacht of vreemd is, zullen andere leden van het team vragen stellen, en wordt verwacht van de onderzoeker dat hij/zij een overtuigende verklaring biedt waarom de resultaten zo vreemd zijn. Vragen stellen en verklaringen geven zijn zeer wijdverspreide praktijken in dagdagelijks onderzoek.

De onderzoeksresultaten van Stapel waren heel netjes, met weinig uitliggers, en, zoals andere sociologen het zeiden (als compliment) “te mooi om waar te zijn”. In de lente van 2010 merkte een promovendus dat er anomalieën waren in 3 experimenten die Stapel voor hem had uitgevoerd. Toen hij vroeg waar de data waren, zei Stapel dat hij ze niet langer had. Een andere promovendus onderzocht data die Stapel had gegeven aan studenten en postdocs in recente jaren. Ze vond diverse vreemde zaken, waaronder twee identieke rijen van data, die deden vermoeden dat hij ze gewoon had gekopieerd. Deze en andere opmerkingen van medewerkers van Stapel brachten uiteindelijk de fraude (het verzinnen en opleuken van data) aan het licht.

Academische fraude is een zware vertrouwensbreuk. Wanneer een zaak zoals Stapel of Hauser aan het licht komt, is dat vaak een aanleiding in de media om te zeggen dat de wetenschap in een malaise verkeert, dat de huidige publicatie- en grantcultuur slechte praktijken in de hand werkt. Dit is vermoedelijk waar, maar, voortbouwend op Wagneknechts onderzoek, vind ik dergelijke casussen een reden tot juichen: Ze illustreren dat wetenschappers die op elkaar moeten vertrouwen geen blind vertrouwen in elkaar hebben, maar een gezonde dosis scepticisme aan de dag leggen. Het waren zowel bij Hauser als bij Stapel promovendi die aan de alarmbel trokken, hoewel hun eigen carrière hierdoor in het gedrang kon komen. En hun gedrag ligt blijkbaar in de lijn van hoe wetenschappers die samenwerken vertrouwen in elkaar – het is een vertrouwen dat geleidelijk aan gewonnen moet worden, en dat nooit volledig is.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

4 Comments

  1. Bestaat wetenschap niet bij de gratie van kritiek? Gaat het hier nu om vertrouwen of om het uiteindelijk echt kritisch beschouwen en daarbij door de mand vallen? Wetenschapsfraude is een schadegeval, waarbij het kritische wetenschapssysteem van elkaar toetsen gefaald heeft. Geen reden tot vreugde lijkt mij.

  2. Hoi Rob: Dankjewel voor je reactie. Het is natuurlijk altijd schokkend als er een casus als Stapel aan het licht komt. En hoewel het niet de focus van mijn stukje was, denk ik dat er bepaalde factoren zijn, zoals de publicatiedruk, die dergelijke fenomenen in de hand werken. Het lijkt me evenwel dat het kritische element van wetenschap vaak overschat wordt – uiteraard is kritisch toetsen een heel belangrijk element, maar vertrouwen is dat ook. Thomas Kuhn stelde dat wetenschappers een aantal resultaten en gegevens aannemen als waar zonder ze voortdurend in vraag te stellen (zogenaamde paradigma) en daarbinnen wetenschap bedrijven die niet bijzonder in vraag wordt gesteld als ze beantwoordt aan dat paradigma (zgn normal science). Ik ben geen expert in de sociologie, maar zover ik kan zien was het werk van Stapel zo te situeren. Zijn werk over discriminatie en vuile omgevingen past bijvoorbeeld in de broken window theorie. Zijn onderzoeksresultaten waren wel altijd leuk en netjes, maar niets argwaan zou wekken (i.e., geen anomalieën of dingen die absoluut niet in het paradigma passen).
    Mijns inziens zijn de gewone kritische instrumenten van wetenschap, zoals peer review, vrij goed in het herkennen van denkfouten, maar niet zo goed in het vinden van fraude. De reden daarvoor is dat fraude niet makkelijk kan worden gevonden als je geen toegang hebt tot de ruwe data. Het was wel jammer dat het zo lang duurde eer de fraude aan het licht kwam. Bovendien lees je als reviewer een artikel niet met de idee dat er kwaad opzet in het spel is (het is immers nog steeds zeldzaam), maar zoek je naar denkfouten, of de data de conclusies ondersteunen enz. Het is dus aan dichte medewerkers om fraude te detecteren.
    In wetenschap gaat het zowel om vertrouwen als kritisch denken. Vertrouwen is nodig omdat er een arbeidsverdeling is waarbij het niet mogelijk of praktisch is om te checken wat iedereen doet. Het helpt je ook om voort te bouwen op de resultaten van anderen.

  3. Klimaatwetenschap is volkomen ontspoord door politicering. De meest alarmistische modellen worden als vaststaande wetenschap gepresenteerd. Gevolg is een samenleving in de greep van angst, de nieuwe staatsreligie met zonnepanelen als aflaten, bomenverbranding en andere natuurvernietiging als zelfkastijding.

Comments are closed.