Door Marc Davidson (Radboud Universiteit Nijmegen)
Nederlandse politici die vinden dat de executie van Ang Kiem Soei afgelopen zondag in Indonesië gevolgen moet hebben voor de handelsbetrekkingen. VU-studenten die een ‘Israël-vrije’ Vrije Universiteit willen. Waarom kan ik mij daarover opwinden? Laat ik van tevoren de gebruikelijke disclaimer opnemen: ik keur de doodstraf af en Israël mag van mij politiek harder worden aangepakt met name zolang zij blijven bouwen in bezet gebied. Waarmee ik echter zit, is de selectieve verontwaardiging.
Wat betreft de doodstraf: in Indonesië werden in 2013 vijf doodstraffen voltrokken, tegenover negenendertig in de Verenigde Staten. Ik heb nog weinig Nederlandse politici horen roepen dat dit reden is om de handelsbetrekkingen met de VS te herzien. Zit daarachter enkel dat de VS te machtig is of is het dat de VS ons ‘nader’ staat dan Indonesië? Wat betreft de VU ‘Israël-vrij’: ik heb geen enkel bezwaar tegen een debat over de politiek van Israël. Evenmin tegen een debat over de voorwaarden onder welke Nederlandse universiteiten kunnen besluiten de samenwerking met buitenlandse universiteiten op te schorten.
Discussiëren over die voorwaarden lijkt mij bij uitstek de rol van academici, evenals een discussie over het nut van boycots. Vervolgens kan dan worden bekeken welke landen aan die voorwaarden voldoen, zodat in één klap al die landen van samenwerking worden uitgesloten. Eens kijken of de VS niet opnieuw daarbij zit, bijvoorbeeld vanwege hun beleid ten aanzien van de doodstraf. Maar al vóór het opstellen van de criteria één specifiek land uitsluiten, is verdacht. Er kan veel op de Israëlische politiek worden aangemerkt, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat er een verdedigbare lijst van criteria kan worden opgesteld voor het opzeggen van academische samenwerking waaraan enkel Israël zou voldoen. Ook hier is daarom de vraag waarom de studenten geen andere landen voordragen voor uitsluiting. Staan die andere landen de studenten ‘nader’?
We kunnen heel wat discussiëren over rechtvaardigheid en waarschijnlijk vaak ook zonder overeenstemming te vinden. De één kan de doodstraf verdedigen, terwijl de ander die afkeurt. Maar ik mag hopen dat ondanks deze verschillende visies op de materiële principes van rechtvaardigheid wij het tenminste eens kunnen zijn over Aristoteles’ formele principe van rechtvaardigheid: dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk.
De verontwaardiging over de executie in Indonesië lijkt vooral voort te komen uit het feit dat het hier een Nederlander betreft. Voor zover ik uit de berichtgeving begreep heeft onze koning louter geprobeerd de executie van Ang Kiem Soei te voorkomen. Een gelijk geval zou dus zijn als een Nederlander in Amerika ter dood zou worden gebracht. Hoewel je zou kunnen inbrengen dat nationaliteit hierbij geen rol zou moeten spelen levert het wel degelijk een reden voor de Nederlandse politiek om zich juist tegen deze doodstraf te verzetten.
Je hebt helemaal gelijk dat Nederland reden heeft zich juist te verzetten tegen de doodstraf van een landgenoot. Waar het mij om gaat is de toon die werd aangeslagen nadat Indonesië het verzoek naast zich had neergelegd. Indien het een ter dood veroordeelde Nederlander in Amerika had betroffen, had onze koning zich wellicht ook ingezet. Er zou achteraf echter niet over consequenties zijn gesproken voor de onderlinge relaties. Oftewel het verschil tussen een verzoek (VS) en een eis (Indonesië).