Door Marc Davidson (Radboud Universiteit Nijmegen)

Gisteren heeft de rechtbank in Den Haag burgerplatform Urgenda in het gelijk gesteld dat de Nederlandse overheid strenger klimaatbeleid moet voeren. Volgens de rechtbank moet de Staat “ervoor zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2020 ten minste 25 procent lager is dan in 1990”. De uitspraak roept bij mij zeer tegenstrijdige gevoelens op.Aan de ene kant blijdschap omdat ook ik wil dat de overheid veel meer doet. Zeker sinds het laatste IPCC-rapport kan niemand meer om de ernst van de klimaatproblematiek heen en elke maatschappelijke beweging in de goede richting is meegenomen.

Zelf organiseerde ik in 1998 in opdracht van het toenmalige ministerie van VROM een fictieve rechtszaak tussen de generaties over de noodzaak van een strenger klimaatbeleid met eisers en gedaagden namens respectievelijk toekomstige en huidige generaties, en een rechter. Ook daar luidde het eindoordeel ten gunste van de eisers, uiteraard tot ongenoegen van de gedaagden die veel van de argumenten naar voren brachten die ook nu zijn te horen, zoals dat het niet aan de rechter is om politieke uitspraken te doen.

Aan de andere kant roept de uitspraak ook verwarring op. Het is de taak van de filosoof om overal vraagtekens bij te zetten en twijfels niet strategisch voor zich te houden, twijfels die ik wel degelijk heb. Is het aan de rechter om deze uitspraak te doen, hoezeer ik het ook met het doel zelf eens ben? Er zijn bijvoorbeeld naar mijn mening zwaarwegende morele argumenten om in Nederland de belastingen op vermogen en topinkomens te verhogen, maar zie geen reden om dat via de rechter af te dwingen.

Het is spijtig dat politiek draagvlak ontbreekt voor verdere nivellering, maar ik zal me moeten neerleggen bij datgene wat democratisch wordt besloten of in ieder geval via diezelfde democratie moeten proberen mijn ‘gelijk’ te halen. Stel dat een nieuwe Nederlandse regering het budget voor ontwikkelingssamenwerking verder zou willen verlagen, nadat het in 2010 al werd verlaagd van 0,8 naar 0,7 procent van het nationaal inkomen. Dat zou (opnieuw) moreel laakbaar zijn. Maar zou een actiegroep dan bij de rechter de Staat op de vingers kunnen tikken op basis van de in 1970 in internationaal verband afgesproken norm van 0,7 procent? Ik denk het niet.

Klimaatbeleid is zowel makkelijker als moeilijker dan het voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking. Makkelijker omdat onze morele en juridische plichten om anderen niet te schaden veel sterker zijn dan onze morele en juridische plichten om anderen te helpen in het geval van nood. En inderdaad veroorzaken wij actief grote risico’s voor toekomstige generaties door onze huidige uitstoot van broeikasgassen, hoewel wij maar ten dele causaal verantwoordelijk zijn voor de behoefte aan hulp in ontwikkelingslanden (zie Thomas Pogge voor een andere mening!). Het is daarom makkelijker hard te maken dat wij een plicht hebben klimaatrisico’s te verminderen dan de ongelijkheid in de wereld op te heffen.

Moeilijker omdat klimaatverandering een collectief probleem is. In het geval van ontwikkelingshulp kan Nederland heel goed één ander land helpen zonder daarbij afhankelijk te zijn van het handelen van de rest van de wereld. In het geval van klimaatverandering ligt dat anders. Stel dat klimaatverandering een werkelijk collectief probleem is in de zin dat het niet alleen een probleem is waaraan iedereen bijdraagt, maar ook dat het enkel tot stand komt doordat iedereen bijdraagt. Wat ik bedoel is het volgende. Het zou ook kunnen dat klimaatverandering een lineair probleem was: de klimaatschade per eenheid broeikasgas hangt niet af van hoeveel anderen uitstoten. Maar zoals over klimaatverandering wordt gesproken, ook door de rechtbank gisteren, hangt de schade wel degelijk af van andermans handelen. Als de wereld de temperatuurstijging beneden de twee graden Celsius houdt, zijn de effecten beperkt, terwijl bij hogere temperatuurstijging de risico’s onverantwoord worden. Als dat inderdaad de situatie is, betekent dat dat als de rest van de wereld niets doet de Nederlandse inspanningen weinig uithalen. Doet de rest van de wereld juist zeer veel, dan zijn Nederlandse inspanningen onnodig, want ook zonder de Nederlandse inzet blijft de temperatuurstijging dan beperkt. Hiermee is allerminst gezegd dat Nederland dus niets moet of hoeft te doen, maar wel dat verantwoordelijkheid veel moeilijker valt te beargumenteren. Er valt wat af te dingen op de uitspraak van de rechtbank dat “Elke vermindering van uitstoot draagt bij aan het voorkomen van een gevaarlijke klimaatverandering.”

Zelfs de invloedrijke rechtsfilosoof Joel Feinberg, die zich hardmaakte voor rechten van toekomstige generaties en onder andere beroemd is om zijn standaardwerk Harm to Others, waagde zich in het geval van collectieve problemen zoals vervuiling nauwelijks aan individuele morele verantwoordelijkheid. De oplossing van collectieve problemen dient collectief te worden afgedwongen, zoals ook verkondigd door Garrett Hardin in zijn The Tragedy of the Commons. Oftewel, wellicht had de Nederlandse rechter de Staat kunnen verplichten in internationaal verband alles op alles te zetten voor vergaande klimaatafspraken. Maar individuele verantwoordelijkheid voor Nederlandse emissies? Ik blijf twijfelen.

In haar eis stelt Urgenda dat “de Staat verantwoordelijk is voor het gezamenlijke volume van de Nederlandse emissies van broeikasgassen”. Maar is de individuele Nederlandse burger niet evenzeer verantwoordelijk voor de eigen emissies van broeikasgassen? Waarom zouden de inzichten uit de IPCC-rapporten en de internationaal uitgesproken ambities niet evenzeer door het individu ter harte moeten worden genomen? Mag ik naar de rechter stappen om iemand te beletten een vliegvakantie naar Nieuw-Zeeland te boeken waarvan het evident een onevenredige bijdrage levert aan klimaatverandering? Mag ik van iedere individuele Nederlander eisen de eigen emissies terug te dringen van 11 ton CO2-eq in 1990 naar 8 ton in 2020?

Andere vragen: Zoals de rechtbank in herinnering brengt, luidt artikel 21 van de Grondwet: “De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.” Maar gaat deze zorgplicht om het Nederlandse of het mondiale leefmilieu? De rechtbank richt zich in haar uitspraak op de belangen van personen die nu en in de toekomst op het Nederlandse grondgebied wonen en laat in het midden of Urgenda ook succes zou hebben wanneer zij mede zou opkomen voor de rechten en belangen van huidige en toekomstige generaties uit andere landen. Maar in dat geval is de uitspraak van de rechtbank omtrent de plicht van de Staat buitenproportioneel.

Doordat de effecten van zowel klimaatemissies als klimaatbeleid over de gehele wereld worden verspreid, zou het effect van Nederlands klimaatbeleid op het Nederlandse leefmilieu nagenoeg verwaarloosbaar zijn. Dat zouden de economische kosten echter allerminst zijn. Hiermee bedoel ik niet dat het onverstandig is om Nederlands klimaatbeleid te voeren: we zijn het moreel verplicht aan alle wereldburgers en toekomstige generaties, met name gezien onze industrialisatiegraad. Op mondiale schaal zouden de kosten zeker tegen de baten opwegen. Maar die morele plicht is nog wat anders dan een juridische plicht.

Ik ben kortom blij met de impuls die deze gerechtelijke uitspraak aan het mondiale debat geeft (zie hier) en wellicht ook aan de daadwerkelijke Nederlandse beleidsinspanningen. Maar ik twijfel nog of de uitspraak bij nader inzien voldoende zal blijken te zijn gefundeerd.

Naschrift en in memoriam: de rol van rechter in de fictieve rechtszaak waarover ik aan het begin schreef, werd vervuld door Hans Nieuwenhuis, hoogleraar Burgerlijk recht en oud-lid van de Hoge Raad. Nu ik hem in verband met Urgenda’s klimaatzaak wilde benaderen, kom ik erachter dat hij op 18 juni jl. is overleden. Het is heel jammer dat hij de uitspraak niet heeft mogen meemaken. Ik raad iedereen aan die is geïnteresseerd in de rol van toekomstige generaties in het recht en de moraal om zijn ‘Zij die geboren worden groeten U‘ te lezen. Een schitterend geschreven en inspirerend stuk. Oorspronkelijk in Rechtsgeleerd Magazijn Themis 1988 8: 359-67. Herdrukt in Nieuwenhuis, J. H. (2007). Confrontatie & compromis: recht, retoriek en burgerlijke moraal. Kluwer.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Ha Mark,
    leuk dat je die fictieve rechtszaak uit 1998 memoreert (ik heb het rapport nog in mijn kast liggen). Vreemd eigenlijk dat het 17 jaar heeft geduurd voordat een echte rechtszaak werd aangespannen. Ik vind de uitspraak terecht en vind dat je onnodig een tweedeling maakt tussen de rollen van staat en brurger. De oplossing van collectieve problemen dient inderdaad collectief te worden afgedwongen, de enige die dat kan is de staat. De staat moet dan de burger/consument met harde maatregelen (regulering) confronteren (eisen aan huizen en auto’s) of zachte maatregelen, zoals beprijzing.
    Groeten,
    Frans Vollenbroek

    1. Ha Frans,
      Mijn probleem is dat bij een mondiaal probleem als klimaatverandering de nationale staat een lastig tussenstation is. Het is geen individuele burger, maar ook geen mondiale overheid op de schaal van het probleem. Mijn bedoeling was juist geen tweedeling te maken tussen staat en burger. Ik vraag mij in alle oprechtheid af of als de staat aansprakelijk kan worden gesteld waarom dan niet ook de burger. Natuurlijk heeft de staat andere opties dan de burger. Maar beiden hebben opties. Dus waarom zou het recht alleen op de staat van toepassing zijn? Waarom is de plicht van de staat groter om te beprijzen dan van een burger om minder te vliegen?
      Hartelijke groet!
      Marc Davidson

  2. Dag Frans en Marc,
    Destijds was ik ook bij die fictieve rechtszaak, en vond de uitspraak toen volkomen logisch. En ook deze keer, gezien de urgentie, de eigen geformuleerde doelstellingen, en de verantwoordelijkheid en macht van de Staat t.a.v. haar inwoners.
    Met Marc ben ik het eens dat we eigenlijk ook iedereen moeten ‘verplichten’ minder klimaatgassen uit te stoten (liefst via een eerlijke quotering zoals met Tradable Energy Quotas – boek over Klimaatdukaten van Fleming (UK)). Zie in dit verband mijn artikel van vorige week, het laatste deel, op http://www.husserl.nl , met de titel ‘0 op energierekening’.
    Hartelijke groet, Jan Juffermans

Comments are closed.