Door Eric Schliesser (Hoogleraar Universiteit van Amsterdam)
PVV-leider Geert Wilders hamerde er tijdens de Algemene Beschouwingen meerdere keren op: Nederlandse volksvertegenwoordigers op nationaal en lokaal niveau zouden met name bij immigratie- en integratievraagstukken uit de pas lopen met het electoraat. Heeft Wilders gelijk?….[Een studie onder lokale raadsleden toont] “Er bestaat grote overeenstemming tussen de maatschappijvisie van lokale politici en die van hoger opgeleiden, maar de politieke vertegenwoordiging van lager opgeleiden is beduidend minder, met name op sociaal-culturele onderwerpen als Europese eenwording, strenger straffen en immigratie en integratie. Wat dat betreft heeft Wilders geen ongelijk wanneer hij stelt dat (lokale) volksvertegenwoordigers uit de pas lopen met het electoraat…Op nationaal niveau is de situatie overigens nog erger…de standpunten van lager opgeleiden (en trouwens ook van lagere inkomens) dramatisch afwijken van de standpunten van kamerleden.–Armèn Hakhverdian “Wilders heeft een punt. Nederlandse volksvertegenwoordigers lopen uit de pas met de kiezer” Stukroodvlees.nl
Nederlandse politicologen en sociologen beseffen steeds beter “dat lager opgeleiden uit de politiek zijn verdwenen” en dat hun opvattingen nauwelijks in ons parlement en andere democratische organen verwoord worden. Dit is niet alleen een ernstig probleem voor het draagvlak van de democratie, maar ook voor de kwaliteit en rechtvaardigheid van haar besluitvorming. Het is ook heel waarschijnlijk dat als de opvattingen van laag opgeleiden (en daardoor ook minder bedeelden) niet verwoord worden dat hun belangen ook slecht vertegenwoordigd worden; nu ik me in de uitvoering van de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) aan het verdiepen ben, betwijfel ik ook niet dat de morele frames van hogere opgeleiden ook schadelijk zijn voor de mensen die ondersteuning nodig hebben (een andere keer meer daarover).
Mijn collega, Hakhverdian, verdient veel lof dat hij op onze zuster-blog van de Nederlandse politicologen, Stukroodvlees.nl, de uitlatingen van Geert Wilders tijdens de Algemene Beschouwingen gebruikt om de ernst van de situatie in cijfers en grafieken te tonen. En toch wil ik een cruciale aanname van zijn betoog weerspreken: dat de meningen van het electoraat en haar vertegenwoordigers niet uit de pas zouden mogen lopen.In een parlementaire democratie moeten de meningen van parlementsleden niet zozeer een afspiegeling van het electoraat zijn, maar moeten die juist na een onafhankelijk oordeel gevormd worden. Deze gedachte is verankerd in de grondwet: “De leden stemmen zonder last” d.w.z.dat een “volksvertegenwoordiger zich niet mag laten opdragen in een stemming een bepaald standpunt in te nemen. De vertegenwoordiger moet op basis van eigen inzicht en overtuiging een oordeel vellen.” Dit is dan ook het aristocratisch element in een Liberale democratie (dat natuurlijk inmiddels door partijdiscipline en macht van lobbyisten uitgehold is), dat juist iets anders is dan een directe democratie waar de mening van het electoraat doorslaggevend is.
Dit is ook een zinnig element in onze democratie: kiezers moeten hun vertegenwoordigers kunnen vertrouwen dat ze tot een beter oordeel komen dan henzelf niet omdat die vertegenwoordigers slimmer of beter opgeleid zijn, maar (o.a.) omdat ze verschillende belangen moeten wegen, meer tijd en aandacht voor feiten en standpunten dan de gewone burger hebben (een parlement is ook een vorm van arbeidsdeling), en al discussiërend nieuwe inzichten verwerven. We hoeven geen perfectie te verwachten, maar een parlement hoort wel verstandiger te zijn dan de burger.
Hieruit volgt dat het juist regelmatig kan voorkomen dat het parlement afwijkt van de meningen van het electoraat. Dit is ook niet erg als regering en andere politici desgevraagd de burger (al dan niet emotioneel) kan overtuigen van de redelijkheid van de beslissingen, of het vertrouwen van het electoraat desondanks weet te behouden. Natuurlijk kan de kiezer dit om de paar jaar afstraffen als het beleid betreft waar de opvattingen van burger en verkozene intens of systematisch van elkaar afwijken (of de resultaten flink tegenvallen, enz.).
Politiek leiderschap bestaat er juist in om het vertrouwen van de kiezers te behouden terwijl men (minimale) nationale eenheid genereert; hierin wijkt men in een pluriforme maatschappij met uiteenlopende belangen altijd af van de meningen (van een aanzienlijk deel) van het electoraat. Het ondergraaft juist het functioneren van ons parlement als men denkt dat de meningen van het electoraat en haar vertegenwoordigers niet uit de pas zouden mogen lopen. Dit is een net zo groot gevaar voor onze democratie als het reële probleem dat de opvattingen van laagopgeleiden nauwelijks in ons parlement en andere democratische organen verwoord worden. Dus misschien heeft Wilders ten dele empirisch gelijk, maar dat wil nog niet betekenen dat hij een “punt heeft”; integendeel.
Ha Eric. Dank hiervoor! Dit is waarschijnlijk het meest gehoorde commentaar op m’n stuk. Mijn collega Wouter Schakel en ik werken aan een boek over dit thema, dus we zullen uiteraard deze punten tzt uitgebreid (proberen te) behandelen. Wouter had al het één en ander geschreven (http://stukroodvlees.nl/democratie-2/wilders-heeft-een-punt-nederlandse-volksvertegenwoordigers-lopen-uit-de-pas-met-de-kiezer/#comment-1834) waar ik het ook wel mee eens ben. Paar losse puntjes:
1. Als kiezers het niet eens zijn met politici kunnen ze besluiten om deze weg te sturen en nieuwe vertegenwoordigers te kiezen. Dat klinkt heel redelijk maar dan moet er wel een alternatief bestaan voor diegene die ze wegsturen. Anders is het gevolg simpelweg dat een deel van het electoraat vervreemd thuisblijft. En dat politici vervolgens minder prikkels hebben die kiezers te vertegenwoordigen. Een neerwaartse spiraal die bijvoorbeeld kan leiden tot situaties waarin bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen slechts een op de drie Surinaamse, Turkse, Marokkaanse Amsterdammers hun stem uitbracht.
2. De dichotomie tussen zaakwaarnemerschap (‘onafhankelijkheid’) en afvaardiging vind ik een valse. Vertegenwoordigers vervullen beide rollen, maar onder verschillende omstandigheden. Wanneer er voldoende draagvlak bestaat voor hun standpunt zullen politici er als de kippen bij zijn om dat draagvlak aan te wenden voor de legitimiteit van hun standpunt. Zit het draagvlak tegen, dan geldt al gauw: ‘een goed leider creeert draagvlak.’
3. Het punt dat vertegenwoordigers tot een verstandiger oordeel komen dan het electoraat vind ik niet overtuigend. Het doet me denken aan de tijd dat wijze mannen bijeenkwamen, delibereerden over ‘wat goed is voor de samenleving’ en dat vervolgens in wetgeving omzetten. Een beetje a la Thomas Jefferson: “Laws will be wisely formed and honestly administered in proportion as those who form and
administer them are wise and honest; whence it becomes expedient for promoting the public happiness that those persons whom nature has endowed with genius and virtue should be rendered by liberal education worthy to receive and able to guard the sacred deposit of the rights and liberties of their fellow citizens.” Bestaat er wel ondersteuning voor de constatering dat een hoger opgeleide volksvertegenwoordiging ook daadwerkelijk kwaliteit betere wetten in elkaar sleutelt? En trouwens, vertrouwen we er dan maar wel op dat burgers in alle redelijkheid vertegenwoordigers kunnen selecteren? Ik bedoel, dat is toch ook geen geringe taak…
4. Tot slot (en dit is niet direct aan jou gericht), mijn vermoeden is dat veel van de kritiek uit progressieve hoek te maken heeft met het feit dat we ons in dat blogje hebben gericht tot culturele houdingen en opleiding. We hadden hetzelfde betoog (en hetzelfde patroon) kunnen laten zien door de standpunten van kamerleden over herverdeling te vergelijken met de standpunten van verschillende inkomensgroepen (lagere inkomens komen er dan bekaaid van af). Of door te putten uit de bibliotheken onderzoek over gender, etniciteit en descriptieve vertegenwoordiging. Volgens mij hebben we een snaar geraakt met dat stuk omdat het de vinger op de zere plek legt voor ‘links’, dat de standpunten van hun traditionele achterban op socio-economische punt wel ‘het vertegenwoordigen waard’ vindt, maar op culturele punten niet.
Anyway, goed om te weten dat ik een paar kamers verder op de gang terecht kan met voorlopige boekhoofdstukken 😉
Dat zijn een aantal belangrijke overwegingen, Eric, die hopelijk ook in het parlement klinken. Ik denk dat voor dergelijk functioneren van vertegenwordigers kwintessentieel is dat ze echt communiceren met hun achterban. En daarmee is de aard van de communicatieinfrastructuur een cruciale factor. Ooit waren daarvan kernelementen de kroeg, de markt, gezamenlijke activiteiten in de buurt of in de kerk. Dat is vrijwel geheel overgenomen door (sociale) media, waar zich een type ‘media-logica’ heeft ontwikkeld dat in dit opzicht niet helpt. Nodig dus: soevereine politici die hun eigen logica neerzetten (Dijkstal was daar goed in) en wél geregeld met mensen spreken, ook buiten georganiseerd verband en los van de dossiers.
Reactie op Armen:
Dat van die gevoelige snaar, daar zit zeker iets in. Enkele jaren geleden promoveerde bij mij en Jan Rath Jan van de Beek op een proefschrift waarin hij liet zien hoe onderzoek naar de economische dimensie van migratie en integratie jarenlang niet werd gedaan, mede (maar niet alleen, het verhaal mis zeer veel complexer) omdat de grote politieke partijen voor onwenselijk hielden – angst voor centrumdemocraten (breed gedeeld), angst voor verlies goedkope werkgelegenheid (VVD) en voor o9nrust, discriminaftie in stedelijke wijken (CDA, PvdA). Zie daarover ook de rapportage die Jan Willem Duyvendak en Rally Rijkschroef maakten voor de commissie-Blok.
Maar zorgen serieus nemen, er – op welke wijze ook – iets mee en iets aan doen is iets anders dan de oren ernaar laten hangen. Dat signaleren wordt des te belangwekkender als een parlementariër het parlement desavoueert als het dat laatste niet doet. Dat is denk ik het punt van Eric, en dat deel ik. Ik heb dan ook moeite met je nogal Schumpeteriaanse opvatting over politieke vertegenwoordiging. Het hoeft niet elitair te zijn als politici hun achterban vormen, en evenmin hoeft dat process eenzijdig te verlopen. Dat was een halve eeuw geledne als zo, en dat geldt heel in het bijzonder anno nu, nu ook relatief laag opgeleiden mondig zijn.
Eens over de wisselwerking tussen kiezer en gekozene, John, maar het riekt sterk naar opportunisme op welk moment en op basis van welke criteria politici vaak overgaan tot leiden (‘vorming’) dan wel volgen.
Ik vind het overigens wel interessant dat je m’n standpunt Schumpeteriaans noemt, omdat ons aller Joseph toch niet bepaald gecharmeerd was van de kwaliteiten van de doorsnee kiezer: ”the typical citizen drops down to a lower level of mental performance as soon as he enters the political field. He argues and analyzes in a way which he would readily recognize as infantile within the sphere of his real interests. He becomes a primitive again.”
Armen, ik ontken niet dat er een probleem is (en dat jouw analyse dat zichtbaar maakt) en dat dit ten koste gaat van de laagopgeleiden en minder bedeelden in de maatschappij. Maar in je stuk en in reactie ga je voorbij de empirie en heb je ook nogal wat impliciete normatieve aannames over het aard van goed functionerende parlementen. En in je reactie (dit is duidelijk in jouw (3)) ga je uiteindelijk niet in op mijn hoofdargument: dat door arbeidsdeling, door het afwegen van verschillende belangen, door meer feitenkennis, en door herkennen van meerdere verplichtingen, de vertegenwoordigers regelmatig tot een ander (en hopelijk verstandiger) oordeel over lopende zaken kunnen komen dan de mening (van een deel) van het volk. Door dat bij voorbaat niet te accepteren werk je demagogie in handen. (Als je dat niet bevalt moet je, denk ik, voor een loterij of directe democratie pleiten.)
Ten slotte, ook bij structurele meningsverschillen tussen gekozene en kiezer kan er vertrouwen in de politiek zijn. (Jij lijkt er bij voorbaat van uit te gaan dat dit niet zo is.) Het probleem in Nederland is juist dat ook dit vertrouwen, terecht waarschijnlijk, bij de laagopgeleiden inmiddels ontbreekt en je hebt volkomen gelijk dat dit op termijn alarmerend is.
De crux zit hem in ‘en hopelijk verstandiger’. Dat probeerde ik vluchtig aan te stippen in mijn derde punt.
Over het laatste zijn we het denk ik eens (hoewel dat wel een domper is op de feestvreugde). Gebrek aan afspiegeling (zowel qua sociale achtergrond als qua standpunten) werkt door in de percepties van legitimiteit van de ondervertegenwoordigde groepen.
Inderdaad. Maar misschien moet je in je volgende stuk eens schrijven over de ondervertegenwoordiging van moslims in het parlement?
OK, point taken. Dat over Schumpeter bedoel ik. Dat over opportunisme weer minder: wat is politiek anders dan het grijpen van de opportuniteit (in plaats van bv de wapens ;-)) om je eigen ideeën te bevorderen? Opportuniteit pakken, dat doen en kunnen niet alleen volksvertegenwoordigers, maar ook het volk. De vraag waar deze discussie om draait is volgens mij: in dat ingebed in een communicatiestructuur waar niet alleen het doorzetten, maar ook het uitwisselen en (her-)vormen van ideeën een kans krijgt?
Ik kon niet direct reageren op Eric’s laatste comment in die draad (‘Inderdaad. Maar misschien moet je in je volgende stuk eens schrijven over de ondervertegenwoordiging van moslims in het parlement?’) dus dan maar zo.
Wat bedoel je hiermee? Of beter gezegd, waarom zou mijn standpunt over het belang van afspiegeling bij moslims anders zijn als bij opleidingsgroepen?
Ik verwacht ook niet dat jouw standpunt anders is, maar het is misschien wel aardig om Wilders en zijn aanhangers met de consequenties van zijn logica te confronteren.
Mooi stuk, Eric Schliesser. Maar ik heb een paar voorbehouden. Het eerste noemde ik eerder al: Het gaat verder dan politici die de kiezers sturen vs volgen, of kiezers die afrekenen vs zich laten vertegenwoordigen. Het gaat om het probleem dat er een structurele mismatch is van een specifieke groep burgers, voor en na de verkiezingen. Dat structurele element is hier belangrijk. Blijkbaar gaat er zowel vanuit het idee van sturende elites en het idee van volgende elites iets structureel verkeerd.
Het tweede voorbehoud is dat we bij onze democratie onderscheid zouden moeten maken tussen doelen en middelen. Nu is dat onderscheid nimmer zwart-wit, maar ik kan je argument (“kiezers moeten hun vertegenwoordigers kunnen vertrouwen dat ze tot een beter oordeel komen”) uitstekend volgen waar het gaat om middelen om doelen te bereiken; niet wanneer het gaat om het bepalen van de doelen zelf.
Tot slot: ik denk dat het voor de zuiverheid van het argument goed is om onderscheid te maken tussen gevolgen voor de democratie (liberaal, representatief) en gevolgen voor de kwaliteit van het bestuur/beleid. Waar doel je op als je schrijft “net zo groot gevaar voor onze democratie”?
Grappig genoeg vind ik Erics stuk eerder getuigen van Schumpeteriaans denken (rivaliserende elites waartussen het volk kan kiezen volstaat) dan het stuk van Armen.
Ik ben het met je eens, Tom, dat mijn argumentatie meer elitair dan die van Armen, is. Ik ben het ook met jou en Armen eens dat er een structurele mis-match tussen kiezer en verkozene is en dat de huidige mismatch echt problematisch is. Maar ik vind dat het misgaat als jullie beweren dat de meningen van kiezers en gekozene overeen moeten komen; dat is juist demagogie aanwakkeren. En ik zie niet dat het bij het bepalen van doelen anders zou moeten zijn. (Wederom dat betekent niet dat er geen structurele interactie tussen verkozene en kiezer zou moeten zijn, en dat we de bestaande problemen qua representatie moeten negeren, enz.) Wat je vraag betreft: ik doel zowel op de kwaliteit van het bestuur als stabiliteit en houdbaarheid van huidige systeem.
Het is een fraai betoog, maar al lezend bekroop mij het gevoel dat er een onuitgesproken premisse aanwezig was die niet onbelangrijk is om in gedachten te houden bij de beoordeling van de waarde van een vertegenwoordigende democratie, en wel deze: dat er besloten wordt op basis van rationele argumenten in plaats van emotie.
Juist in het onderhavige geval spelen aan beide zijden emoties een veel belangrijkere rol dan de rationaliteit. Dat heeft alles te maken met wereldbeelden, en op zich is dat vanzelfsprekend een legitiem argument. Maar aangezien ook de minder hoog opgeleide meerderheid – bij wie hierin kennelijk een andere emotie prevaleert – in dit verband recht zou moeten worden gedaan, is er wel degelijk sprake van een democratisch deficit.
Het zou naar mijn mening te ver gaan om te beweren dat de emoties van hoger opgeleiden hoger zouden moeten worden aangeslagen dan die van lager opgeleiden. Want impliciet is dat de huidige gang van zaken.
Ik ben het met u eens dat emoties heel belangrijk zijn en ook dat hierin misschien wel structurele problemen zijn. Ik stipte het ook aan, maar misschien voor uw gevoel te veel als een ter zijde, in mijn betoog: “Dit is ook niet erg als regering en andere politici desgevraagd de burger (al dan niet emotioneel) kan overtuigen van de redelijkheid van de beslissingen, of het vertrouwen van het electoraat desondanks weet te behouden.”
Ik had die zin gezien, maar kan er niet anders uit afleiden, dat dit gaat om een confrontatie tussen ratio en emotie. Dat is niet waar ik op doelde.
Bij botsingen tussen hoog oplopende emoties speelt de ratio niet langer een rol, zodat ook overtuigen niet langer deel uitmaakt van het proces. (Als emotionele overtuiging mogelijk is, is er geen werkelijk probleem.) Op zijn best gaat het om een botsing van paradigma’s, zoals in de aanleiding van deze discussie ook de kwestie lijkt. In zo’n geval is het een vreemde situatie dat (een grote) meerderheid wordt overstemd. Dat noem ik een democratisch deficit.
Ook bij emotionele botsingen tussen kiezers en gekozenen, kan het gebeuren dat het oordeel van die laatsten soms verstandiger is. Hoe dan ook, ook in uw scenario moeten we bij het normaal en goed functioneren van een parlementaire democratie dit soort botsingen regelmatig verwachten en is het helemaal niet vreemd dat zelfs meerderheden soms niet hun zin krijgen.
Maar als U gelijk hebt dat we dergelijke botsingen regelmatig moeten verwachten, lijkt me dat U daarmee het punt dat Armen Hakhverdian maakte erkent.
Uw alternatief kan alleen betekenen dat u de emotionele waarheid van een hoger opgeleide groep hoger aanslaat dan die van de lager opgeleide groep. Er is geen tussenweg. In incidentele gevallen is het houdbaar, maar niet als het structureel wordt.
U gaat er in uw laatste punt ten onrechte vanuit dat de huidige samenstelling van het parlement permanent is. Dus u heeft mijn “alternatief” niet goed begrepen.
Heerlijke discussie. Ik wil er niets aan toevoegen, maar alleen laten zien dat buiten de kring van universitair aangestelde academici ook met grote belangstelling meegelezen – al weet ik niet met hoeveel ik ben .
Dank.
Wilders is vrij zijn punten te maken, anderen behoeven hen daarin niet te volgen. De boodschapper bepaalt echter wel door ervaringen met hem en zijn punten uit het verleden, in hoeverre men zijn punten serieus neemt. Electoraal blijft Wilders stabiel, dus zullen zijn kiezers hem en zijn punten blijvend steunen. Het aantal zetels is de objectieve waarde van zijn ingebrachte punten. Daarin kan hij alleen staan in de kamer of een meerderheid behalen.
Willen wij naast de evenredige vertegenwoordiging een extra stem door het volk inbouwen, dan kan dat via een referendum. Maar ook daarover beslissen alle volksvertegenwoordigers in een reglementaire meerderheid.
Of Wilders nu een punt heeft of niet, is slechts een mening. Wat het waard is wordt door de democratie bepaald.