Door Patrick Delaere (Universitair docent Erasmus Universiteit Rotterdam)
Tien jaar geleden verscheen in Nederland een klein boekje getiteld ‘Waarhe!d’ (met uitroepteken). Deze vertaling van Harry Frankfurts ‘On Truth’ is in het huidige post-factische denkklimaat aan een (forse) nieuwe oplage toe. Kort vóór de publicatie van dit kleinood was de filosoof Frankfurt heel even wereldjeberoemd met een ander kort essay ‘On Bullshit’. Daarin stelde hij een urgente kwestie aan de orde: waarom vinden we leugenaars ergerlijk en laten bullshitters ons relatief onberoerd? Bullshitters zijn mensen die, vaak op uiterst vindingrijke en succesvolle wijze, zomaar wat beweren zonder zich druk te maken over de waarheid van hun beweringen. Vorige zomer wijdde de 87-jarige Frankfurt nog een vijf minuten durend, opzichtig filmpje aan deze kwestie (zie onderaan deze blog.) In ‘Waarhe!d’ legde Frankfurt zijn lezers aansluitend uit waarom waarheid eigenlijk zo belangrijk is voor ons. Daar was het in het andere essay niet van gekomen.
Waarom waarheid ertoe doet
Met waarheid doelt Frankfurt op common sense waarheid. Als iemand om adresgegevens vraagt kunnen we die naar waarheid – kloppend met de feiten van de wereld – verstrekken of liegen. Waarheid, aldus Frankfurt, is van eminent belang om haar onmisbaar praktisch voordeel. Waarheid is nuttig omdat ze recht doet aan de kenmerken van de realiteit waarmee we ons uiteen moeten zetten wanneer we handelen. Wie wil overleven, wie zich wil ontwikkelen wordt in de armen van de waarheid gedreven. We kunnen niet anders dan van de waarheid houden, zegt Frankfurt Spinoza na. Mensen zijn rationele dieren. Ze zijn responsief voor redenen. En redenen komen tot stand op basis van feiten: het feit dat het sneeuwt geeft ons een reden om winterbanden te gebruiken. Feiten en ware beweringen over die feiten zijn onontbeerlijk voor onze redenen om iets te geloven en voor onze redenen om te handelen.
Frankfurt zet zich fel af tegen denkers die stellen dat wat een persoon als waar beschouwt louter een functie is van een individueel perspectief, of bepaald wordt door hetgeen die persoon wel als (on)waar moet zien als gevolg van complexe, onontkoombare sociale invloeden. De feiten zijn zoals ze zijn, los van wat wij ervan denken of ermee zouden willen, stelt Frankfurt. Wie een brug wil bouwen doet er goed aan om een ingenieur in de arm te nemen die rekening houdt met de feiten van de wereld. Natuurlijk speelt subjectiviteit een rol in de beschrijving van sommige feiten, weet ook Frankfurt wel, bijvoorbeeld de feiten die een historicus hanteert. Maar ook de gewetensvolle historicus stuit op de grenzen van de subjectiviteit. Frankfurt citeert het fameuze antwoord van Georges Clemenceau op de vraag hoe historici in de toekomst zullen denken over de Eerste Wereldoorlog: “Ze zullen niet zeggen dat België Duitsland binnenviel.”
Bezijden de waarheid
Tegen het eind van zijn essay analyseert Frankfurt op lucide wijze ook nog de werking van leugens. Wie liegt bedriegt zijn slachtoffers op tweeërlei wijze: niet alleen over de stand van zaken die hij ter sprake brengt maar ook over wat er in hem omgaat. Hij geeft feiten over de wereld én feiten over hemzelf verkeerd weer. Hij vraagt zijn slachtoffers om een door hem bedachte wereld voor echt te houden en sluit zijn slachtoffers en passant uit van zijn eigen wereld. Hij legt hen een verdraaide kijk op de wereld op en sluit hen op in een verbeelde wereld die andere mensen niet zo ervaren en waarin de leugenaar zelf ook niet gelooft. Iets soortgelijks doet de leugenaar natuurlijk ook zichzelf aan.
Uiteraard wordt er soms flink wat afgelogen om ons heen en gaat de samenleving daaraan niet onmiddellijk ten gronde. We moeten met leugenaars iets beter opletten; dan valt er best mee te leven. We moeten daarbij vooral kunnen blijven vertrouwen op ons onderscheidingsvermogen en zo voorkomen dat we in een of andere private illusie gevangen en afgezonderd raken. Want dat willen we liever niet. Zelfs wanneer achteraf blijkt dat iemand ons met een leugen om bestwil heeft willen beschermen tegen misstappen, vinden we dat kwetsend. Leugens ondermijnen namelijk onze natuurlijke neiging om de wereld om ons heen te snappen. Ze verslappen onze greep op de werkelijkheid. En we willen juist in touch zijn met wat er écht gaande is. Wie erachter komt dat een goede vriend tegen hem gelogen heeft voelt zich zelfs – wanneer de leugen uitkomt – letterlijk een beetje gek worden. Op vrienden vertrouwen we namelijk als een soort tweede natuur. Belogen worden door een vriend zet die tweede natuur op losse schroeven. We voelen ons door onszelf verraden. We moeten dan constateren dat we blijkbaar niet kunnen vertrouwen op ons vermogen om echt van onecht, waar van onwaar te onderscheiden. En een dergelijk zelfverraad werkt gekmakend, omdat het ons doet wegdrijven van de realiteit. Onze realiteitszin hangt immers af van de manier waarop we de wereld om ons heen serieus kunnen nemen en weerspiegeld blijven zien in de uitlatingen en het gedrag van anderen. Leugenaars maken een even elementaire als gangbare vorm van menselijke intimiteit onmogelijk.
Bij nader inzien staat er dus nogal wat op het spel bij het geven om waarheid. Hoe we over onszelf denken en hoe we onszelf beleven hangt direct samen met onze appreciatie van de realiteit om ons heen.
Verder Lezen
Harry G. Frankfurt (2006), On Truth, New York: Alfred A. Knopf (link)
Harry G. Frankfurt (2007), Waarhe!d, Amsterdam: De Arbeiderspers (link)
[youtube https://www.youtube.com/watch?v=_D9Y-1Jcov4&w=560&h=315]
Meer lezen over waarheid, leugens en bullshit op BNI? Klik hier.