Door Jeroen de Ridder (Universitair Hoofddocent Vrije Universiteit Amsterdam)
Stel, je rijdt met je nichtje door het Groningse platteland. Om het meisje wat te leren, wijs je onderweg allerlei dingen aan: “Kijk, een koe”, “Een trekker”, “Zie je die stal?”, “Kijk, een schuur”. Uiteraard heb je geen enkele twijfel over wat je ziet: je rijdt er rustig langs, hebt alle aandacht voor je omgeving, het is zonnig en helder weer, je hebt je contactlenzen in en al die dingen zien er precies uit zoals typische exemplaren van hun soort. Kortom: je weet dat je net een schuur hebt gezien.
Maar stel nu eens dat je, zonder dat je het doorhad, het decor in bent gereden waar ze het tweede seizoen van Hollands Hoop aan het opnemen zijn. Het staat er vol met schuurfaçades, nepschuren. Vanaf de weg lijken het net echte schuren, maar in werkelijkheid zijn het keurig beschilderde voorkanten van hout. Heel professioneel uitgevoerd. Je zou het verschil pas zien als je er omheen zou lopen. Het toeval wil dat jij, net als je je nichtje een schuur aanwijst, precies de enige echte schuur in het oog hebt. Vraag: weet je nu dat daar een schuur staat?
Aldus (ongeveer) een klassiek gedachte-experiment van de Amerikaanse filosoof Alvin Goldman. Zelf was hij ervan overtuigd dat je in het tweede scenario niet weet dat er een schuur staat. Al die nepschuren in de omgeving maken dat je geen kennis hebt, ook niet wanneer jij toevalligerwijs wel de enige echte schuur in de omgeving in het vizier hebt. Goldmans intuïties hierover zijn nooit helemaal onomstreden geweest; andere filosofen dachten dat je in dit geval wel degelijk kennis hebt, ook al gaat het maar net goed.[1]
Andere situatie: je hebt allerlei vage geruchten gehoord over de gezondheid van Hillary Clinton en wilt nu uitzoeken hoe het nu echt zit. Je typt ‘Hillary health’ in op Google en op YouTube. Dit is wat je vindt (geen manipulatie; dit is letterlijk wat ik als eerste vond toen ik van de week even zocht):
Bij toeval klik je op een nuchtere analyse uit een kwaliteitskrant, waarin wordt uitgelegd dat het allemaal wel meevalt. Vraag: weet je nu dat er weinig bijzonders aan de hand was met Hillary Clintons gezondheid?
De parallellen tussen Goldmans gedachte-experiment en deze tweede situatie spreken voor zich. In beide gevallen zit je in een omgeving die maakt dat je zomaar misleidende of ronduit onware dingen gaat geloven. Als je al informatie tot je neemt die wel klopt, is dat een toevalstreffer. Voor hetzelfde geld was je iets onwaars gaan geloven, zonder het te merken. Van een afstandje zien de correcte en de incorrecte informatie er namelijk precies hetzelfde uit. De welles-nietes vraag of we nu kennis hebben in dit soort gevallen kunnen we laten zitten, want zelfs als we het daarover oneens zijn, moet je toegeven dat de aanwezigheid van nepschuren of nepnieuws ongunstig is vanuit het oogpunt van kennisverwerving. En zo werpt een vergezocht filosofisch gedachte-experiment opeens licht op het actuele probleem van nepnieuws, misleidend nieuws, gesponsorde content en selectieve berichtgeving.
Want wat was nu precies het probleem met die nepschuren? Voor Goldman zelf was het cruciale punt dat je geen onderscheid kunt maken tussen het geval waarin je wel en waarin je geen echte schuur ziet. Dat is volgens hem onverenigbaar met kennis: wil je weten dat iets het geval is, dan moet je verschil kunnen maken tussen wanneer dat echt het geval is en situaties die er sterk op lijken, maar toch net anders zijn. Als nepnieuws precies lijkt op echt nieuws of als een gesponsorde bijlage bij de krant (of een gesponsord deel van de website) er precies zo uitziet als de rest, dan ondermijnt dat onze vermogens om betrouwbaar informatie te verzamelen.
Een iets andere verklaring is dat je overtuiging dat er een schuur staat te onveilig, te wankel is. Of, met andere woorden: het is te toevallig dat je iets waars bent gaan geloven. Had je net iets eerder of iets later een schuur aangewezen, dan had je gedacht dat er een schuur stond, terwijl je feitelijk naar een façade keek. Had je op een andere link geklikt, dan had je zomaar kunnen denken dat Hillary nog hooguit een jaar te leven had. Natuurlijk heeft ons kennen altijd een randje van onveiligheid — onbetwijfelbare zekerheden zijn er nauwelijks en we kunnen ons altijd vergissen — maar in deze scenario’s zitten de vergissingen zo dichtbij, dat kennis heel moeilijk wordt.
In de discussies over nepnieuws de laatste tijd hoor je nogal eens beweren dat we mensen moeten leren om beter kritisch na te denken. Dat is vast waar. Maar ik denk wel dat het maar één kant van het verhaal is. De focus op kritisch denken is te individualistisch, alsof we kennis uitsluitend op eigen kracht kunnen verwerven. Dat klopt niet. Kennis verzamelen is ook een sociaal project, dat bovendien afhangt van onze fysieke omgeving. We kunnen van alles en nog wat met onze kenvermogens — ons waarnemen, denken en redeneren — maar dan moet onze fysieke en sociale omgeving wel meewerken. Als het mistig is, zie ik zelfs met een bril op weinig. En als jullie met z’n allen hebben afgesproken om mij iets voor te liegen, zal ik jullie waarschijnlijk gaan geloven.
Volgens mij zit hier de grootste uitdaging waar nepnieuws en andere gekleurde en misleidende berichtgeving ons voor stelt. Onze ‘informatie-omgeving’ raakt meer en meer vervuild en verstoord, waardoor we sneller fouten maken en halve waarheden of hele onzin gaan geloven. Daar helpt kritisch denken wel een beetje tegen, maar naarmate nepnieuws dominanter wordt, is dat dweilen met de kraan open. Wat we dus echt nodig hebben, is stevige sociale instituties die gecommitteerd zijn aan waarheidsvinding, eerlijke berichtgeving en nuchtere informatievoorziening. Deugdelijke journalistiek en wetenschap. Dat kost geld. En als wij dat niet betalen, dan moet het uit advertentie-inkomsten of sponsoringscontracten komen. Dan gaat het mis. Kortom: red je informatie-omgeving en neem weer een abonnement op een krant of reken af bij die betaalmuur!
[1] Recent empirisch onderzoek naar dit gedachte-experiment lijkt overigens aan de kant van de tweede groep te staan. Ze zijn weliswaar minder sterk geneigd te zeggen dat je in het tweede scenario weet dat er een schuur staat dan in het eerste, maar het oordeel is toch nog duidelijk positief (gemiddeld zakten participanten van 5,5 naar ongeveer 4,5 op een schaal van 0 tot 6).
Beste Jeroen,
leuk stuk met impliciet het Gettier-probleem. Interessant dat empirische onderzoek dat je aanhaalt. Vraag me af of daar dezelfde resultaten uitkomen, wanneer je het onderzoek zou herhalen, maar dan met de welbekende stilstaande klok, die dus twee keer per dag de juiste tijd aangeeft.
Hartelijke groet,
Jeroen.
Dankjewel. Goede vraag inderdaad. Ik denk dat deze Gettier casus altijd al het meest omstreden is geweest, juist omdat er op zich genomen niets mis is met de manier waarop je je overtuiging vormt. De omgeving eromheen maakt het geheel onveilig. Dat is bijv. niet zo bij de stilstaande klok, het schaap in de wei, en Gettiers eigen ingewikkelde voorbeelden.
Zie voor empirisch onderzoek naar de klok casus dit stuk: http://citeseerx.ist.psu.edu/viewdoc/download?doi=10.1.1.651.942&rep=rep1&type=pdf.
En voor meer over experimenteel-filosofisch onderzoek naar Gettier casus: http://quod.lib.umich.edu/cgi/p/pod/dod-idx/conspicuous-art-putting-gettier-to-the-test.pdf?c=phimp;idno=3521354.0013.010
Mooi stuk, Jeroen!
Kritisch denken is inderdaad de soms al te individualistische variant van ons gezonde verstand. Dat gezonde verstand heet in het Engels niet voor niets “common sense”. We delen het. Het is een gemeenschappelijk goed.
Dan met mijn gezonde verstand nog wel een kanttekening bij jouw laatste conclusie, die mij al te snel ging. Dat goede journalistiek *geld* kost in plaats van een eerlijke en serieuze inspanning van professionele journalisten… Daarin zie ik de grootste uitdaging van deze tijd. Geld maakt meer kapot dan je lief is. Abonnementen en betaalmuren zijn geen garantie. Ze verhullen het echte probleem.
Leuk. Ik denk dat ik het met je eens ben Jan. Ik zou liever ook niet in termen van geld denken, maar ik vrees dat eerlijke en serieuze inspanning alleen geleverd kan worden als mensen daarmee een salaris kunnen verdienen. Dan zijn abonnementen en betaalmuren zeker geen garantie, maar ze kunnen wel een beetje helpen.
Ik denk dat Jeroen wel gelijk heeft dat goede journalistiek geld kost, maar het punt is m.i. dat het onvoldoende is om goede journalistiek te waarborgen. De vraag is in hoeverre ‘andersoortige’ motieven dan het verwerven van zo waar mogelijke kennis bepalend zijn in de journalistieke praktijk. Als journalisten bij de keuzen van hun onderwerpen of wat/hoe ze schrijven afgerekend worden op hoe vaak hun stuk gelezen wordt (bijvoorbeeld omdat aantal lezers sterk positief gerelateerd is aan reclame-inkomsten, en een krant primair als een winstmaximaliserend bedrijf gerund wordt), dan zal men steeds op zoek zijn naar sensationele stukken, en over zaken die mensen minder interesseren minder vaak schrijven. Met andere woorden, als we kwaliteit van de ‘informatie-omgeving’ willen verhogen, moet aan een reeks randvoorwaarden voldaan zijn, waaronder (1) voldoende geld voor media-werkers, (2) bescherming van hun rechten (cfr. vb. welke gevaren journalisten in vele landen lopen), (3) organisaties/bedrijven die kennis produceren zouden niet zodanig vorm gegeven mogen worden dat oneigenlijke motieven de bovenhand krijgen (zoals winst) – de aloude ‘redactionele onafhankelijkheid’ dus.