Door Bij Nader Inzien (redactie)
Door: Annemarije Hagen (KU Leuven)
Geschiedenis en ervaring leren ons dat mensen in het algemeen niet leren van de geschiedenis. Deze formulering van Hegel is inmiddels gemeengoed[1]. Toch was deze sceptische houding niet dominant, tenminste niet tot de 18e eeuw. Het overheersende idee was dat van de geschiedenis als een leermeester in het leven, gevat in de term Historia magistra vitae. Het verleden werd beschouwd als een vat van ervaringen waaruit men praktische wijsheid kon afleiden en historische verhalen dienden voor het aanleren van deugden. In de overgang naar de moderniteit verandert deze opvatting radicaal. In deze periode van ongekende sociale en politieke veranderingen krijgt het concept geschiedenis een nieuwe betekenis.
Intellectueel historicus Reinhart Koselleck (1923 – 2006) beschrijft hoe geschiedenis zich ontwikkelt tot een overkoepelend concept om de totaliteit van de politieke en sociale werkelijkheid te duiden. Koselleck’s werk is bijzonder waardevol voor het begrijpen en interpreteren van deze ommezwaai en wat dit betekent voor de relatie tussen politieke theorie en geschiedenis. Hoewel Koselleck benadering voor het bestuderen van het verleden er niet op gericht is een terugkeer naar het verleden, staat hij zeer kritisch tegenover deze moderne opvatting van geschiedenis. Zo toont hij aan dat de moderne neiging om het verleden af te wijzen in naam van een toekomstig ideaal kan resulteren in gevaarlijke politieke projecten. Koselleck spoort ons aan om politieke reflectie te funderen in geschiedenis en zodoende te komen tot een meer prudentiele interpretatie van de geschiedenis in beweging.
Dit is een aflevering uit de rubriek ‘Een Kleine Ode Aan’. In ongeveer 250 woorden looft een Nederlandse of Vlaamse auteur een al dan niet vergeten filosofisch pareltje.
Verder lezen:
[1] Hegel, Lectures on the Philosophy of World History, Volume I: Manuscripts of the Introduction and Lectures of 1822-1823, p. 138.?