Door Govert den Hartogh (Emeritus hoogleraar, Universiteit van Amsterdam)
Zelfmoord. We komen het woord dagelijks tegen, in de krant, in het journaal. Maar is iemand die zijn eigen leven beëindigt eigenlijk wel een moordenaar?
Volgens het strafrecht is moord het doden met voorbedachten rade. En het is zeker zeldzaam dat iemand zichzelf zo impulsief doodt dat je niet van voorbedachten rade kunt spreken. Maar aan ‘moord’ zitten meer connotaties vast. In het Duitse wetboek van strafrecht is in de Hitler-tijd de volgende definitie van ‘moordenaar’ opgenomen: iemand die een mens doodt uit moordlust, ter bevrediging van de geslachtsdrift, uit hebzucht of uit enige andere minderwaardige beweegreden, heimelijk of gruwelijk of met middelen die gevaarlijk zijn voor anderen of om een misdrijf mogelijk te maken of te verdoezelen. Ja, de Nazi’s wisten waar ze het over hadden. Juristen kunnen weinig met deze definitie maar als opsomming van betekeniselementen van ‘moord’ in de dagelijkse taal is zij heel herkenbaar.
Is iemand die zijn eigen leven beëindigt eigenlijk wel een moordenaar?
Ga het maar na, van bijna geen enkel van die elementen is normaal sprake bij ‘zelfmoord’. Het belangrijkste verschil is wel dat iemand die zichzelf doodt in elk geval op dat moment denkt dat de dood voor hem te verkiezen is boven het leven. Hij heeft geen ‘minderwaardige beweegreden.’ We associëren zelfmoord weliswaar met het gebruik van gruwelijke middelen: jezelf ophangen, verdrinken, van een hoog gebouw of voor de trein werpen, of door het hoofd schieten. Maar oude en zieke mensen kunnen ook een eind maken aan hun leven door op te houden met eten en drinken, en dat is bij voldoende voorbereiding en begeleiding een humane dood. De middelen die de dokter gebruikt voor hulp bij zelfdoding kun je ook zelf via internet in Mexico bestellen. Ook dat zijn geen gruwelijke middelen.
Laten we het woord dus maar afschaffen. Taalzuivering is zelden een succesvol project maar in dit geval is er een opmerkelijk precedent. Het Engels kende ook het woord ‘self-murder’, maar dat is al in de zeventiende eeuw vervangen door diverse varianten van ‘zelfdoding’, waarvan uiteindelijk het neologisme ‘suïcide’ het gewonnen heeft. Hierin kwam de overtuiging tot uitdrukking, het eerst naar voren gebracht door de dichter John Donne in zijn boek Biothanatos (1608), dat beëindiging van het eigen leven niet altijd met de goddelijke wet in strijd hoefde te zijn.
Het gebruik van het woord ‘zelfmoord’ is mede verantwoordelijk voor het onverdeeld negatieve beeld dat wij van zelfdoding hebben. Euthanasie vinden wij in Nederland iets moois, maar zelfdoding vinden we vreselijk. Vandaar dat de Belgische euthanasiewet alleen euthanasie kent, geen hulp bij zelfdoding: je gaat mensen toch niet helpen om zichzelf te vermoorden? (De Belgische Federale Toetsingscommissie heeft dat naderhand op eigen houtje rechtgezet, zie link.) Toch kunnen euthanasie en zelfdoding de uitvoering van hetzelfde plan zijn, waarbij alleen de uitvoerder verschilt. Maar als je de uitvoering van een weloverwogen beslissing om je leven te beëindigen aan een dokter uitbesteedt, heet het opeens geen moord meer, maar de bezorging van een goede dood.
Het gebruik van het woord ‘zelfmoord’ is mede verantwoordelijk voor het onverdeeld negatieve beeld dat wij van zelfdoding hebben.
Natuurlijk, veel gevallen van zelfdoding zijn inderdaad vreselijk: de gevallen waarin iemand op een moment van de diepste wanhoop impulsief besluit om nu toch eindelijk te doen waar hij al zo lang obsessief over denkt, en het dan doet in volledige eenzaamheid en met gewelddadige middelen. Dat is ook schokkend voor derden die ermee geconfronteerd worden, bijvoorbeeld nabestaanden en treinmachinisten. Maar ook in die gevallen is het motief niet moordlust of hebzucht. En, zoals gezegd, zo hoeft het niet te gaan. Mensen kunnen ook weloverwogen, na rustige planning en voorbereiding, in overleg met hun familie en vrienden, en met humane middelen een eind aan hun leven maken. Bijvoorbeeld omdat de dokter hun euthanasieverzoek afwijst, of omdat ze hun dokter niet willen belasten met de uitvoering van een zo persoonlijke beslissing. Sinds het pionierswerk van Boudewijn Chabot weten we dat vele honderden, misschien wel duizenden mensen per jaar dit doen (zie referenties). De meesten daarvan komen niet in de zelfdodingsstatistiek terecht. Toch vreemd dat in een land met een euthanasiewet het regeringsbeleid blijft om het aantal zelfdodingen omlaag te brengen, niet alleen het aantal impulsieve, eenzame en gewelddadige zelfdodingen.
Zou het helpen om ‘zelfmoord’ in de ban te doen? Aan de neutralere term ‘zelfdoding’ kleven inmiddels onvermijdelijk ook negatieve associaties. Dat verklaart waarom organisaties die pleiten voor legalisering van hulp bij zelfdoding dat woord vermijden en liever andere woorden gebruiken. ‘Waardig sterven’ bijvoorbeeld, alsof dat doorgaans niet zou kunnen zonder dodende handeling. Levenseindecounselors spreken van ‘zelfeuthanasie’. De negatieve connotaties van ‘zelfdoding’ verklaren ook waarom mensen die stoppen met eten en drinken verontwaardigd zijn als je dat zelfdoding noemt. Zelfs artsenfederatie KNMG wil dat niet zo noemen, hoewel het toch echt niet toevallig is dat je na de succesvolle uitvoering van je plan dood bent (zie link).
Maar al die eufemismen zijn net zo problematisch als het dysfemisme ‘zelfmoord’: zij bemoeilijken helder denken. Bij ‘stervenshulpverleners’ of ‘levenseindebegeleiders’ zou je toch eerder aan palliatieve artsen en verpleegkundigen of geestelijke raadslieden denken dan aan leden van een professioneel gilde van doodmakers. ‘Palliatieve’ sedatie suggereert verlichting van pijn en lijden, maar komt vaak neer op het einde van je bewuste leven, van binnenuit niet te onderscheiden van de dood. Eigenlijk hoort ‘euthanasie’ zelf ook in dit rijtje thuis, zeker in de betekenis die we daar in Nederland aan geven: het beëindigen van iemands leven op zijn verzoek. Dat hoeft niet altijd een goede dood te zijn.
Of neem ‘voltooid leven’, een eigenwijs woord dat er helemaal op eigen houtje in geslaagd is in Nederland de algemene overtuiging te vestigen dat er een significante groep gezonde senioren met dringende en duurzame doodswensen bestaat. En dit terwijl daarvoor tot nu toe geen empirische aanwijzingen zijn. In opdracht van de regering is een commissie die aanwijzingen nu aan het zoeken. Toch wel een goed idee om dat te doen voordat we allerlei nieuwe wetten aannemen.
Het zal allemaal wel onuitroeibaar zijn, al die eufemismen. Maar van ‘zelfmoord’ moeten we echt af.
Referenties:
Boudewijn Chabot, Auto-euthanasie: verborgen stervenswegen in gesprek met naasten. Amsterdam: Bert Bakker 2007.
De letterlijke betekenis van het woord “moord” is niets anders dan de dood. We hebben er een andere betekenis aan gegeven, namelijk het opzettelijk iemand anders om het leven te brengen.