Door Suzanne Roes (Universiteit Antwerpen)

“Dat feministen naar gelijkheid streven is goed, maar waarom altijd zo boos?”, vroeg een vriend mij laatst. Ook bij antiracistische bewegingen wordt de nadruk vaak op de vorm gelegd in plaats van de boodschap. Als er rellen zijn bij een betoging is dat hetgeen waar we op focussen, en niet de reden waarom er duizenden boze (en meestal niet gewelddadige) mensen samenkomen.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Woede wordt vaak afgekeurd en afgestraft. Dit gebeurt soms onder het mom van de bestwil van het slachtoffer: woede is contraproductief, werkt rationaliteit tegen, vervreemdt bondgenoten en verzwaart het menselijk hart. Iemand die boos is zou deze emotie daarom beter opzijschuiven. “Tel tot tien, adem even diep in en uit, en laat het gaan.” Mensen die met ongelijkheid of onderdrukking te maken hebben zouden juist éxtra voorzichtig moeten zijn met hun woede te voelen en te uiten: het kan in de weg staan van verandering.

Tegelijkertijd is woede soms terecht. In The Aptness of Anger zoekt filosofe Amia Srinivasan naar de voorwaarden voor terechte woede. Wanneer ons onrecht is aangedaan en we weten daarvan, dan kan dat ons reden geven tot boosheid. Die boosheid kun je niet om praktische redenen wegwuiven. Zo geeft Srinivasan het voorbeeld van iemand die boos is na een partner op vreemdgaan te hebben betrapt. Een reactie als: “je moet niet boos zijn, want dat zorgt er alleen maar voor dat ik meer vreemdga” is onterecht of zelfs onrechtvaardig.

Geen focus op de woede, maar op de inhoud

Woede is in eerste instantie niet gericht op het bereiken van een doel buiten zichzelf. We worden niet boos om de ander te laten doen wat we willen, maar omdat het soms een gepaste reactie is. Of iemand boos mag zijn hangt daarom volgens Srinivasan niet af van de gevolgen van die woede. Wel is het van belang of degene op wie de woede gericht is een ‘morele fout’ heeft begaan. Srinivasan noemt morele fouten een voorwaarde voor terechte woede. De een mag boos zijn op de ander, omdat die iets verkeerd heeft gedaan.

Goede bedoelingen en impliciete vooroordelen

Srinivasan richt zich vooral op systematisch onrecht. Ze zoekt een grond voor slachtoffers van bijvoorbeeld racisme, seksisme en homofobie, om zich uit te kunnen spreken. Het zou beter zijn als die discussies niet altijd om de toon van de slachtoffers zouden draaien. Niet meer aan de feministen vragen waarom het ‘zo boos’ moet. En stoppen met de Black Lives Matter-beweging verwijten dat betogingen niet altijd vredig verlopen. Geen focus op de woede, maar op de inhoud.

Maar het lijkt erop dat we nu in de problemen komen met de voorwaarden van woede. Het systematisch karakter van de ‘-ismes’ brengt ons namelijk meer in collectieve sfeer. Of er sprake is van een morele fout, is in die collectieve sfeer vaak moeilijk te zeggen.

Neem bijvoorbeeld de documentaire Zwart als roet van Sunny Bergman. Om beter te begrijpen hoe vooroordelen werken heeft de documentairemaker drie mannen gevraagd om in het Vondelpark van Amsterdam een damesfiets met een kinderzitje te ‘stelen’. Een bevraging van de voorbijgangers is veelzeggend.

Als je iemand een fiets ziet stelen, wat is dan het juiste om te doen?

De witte man wordt door de voorbijgangers als een vader gezien. Iemand die zijn sleutel is kwijtgeraakt; iemand met pech. Meerdere voorbijgangers zeggen zich met de man te identificeren: “Dat is mij ook wel eens gebeurd.” Bij de Zwarte man en de man van kleur loopt de interpretatie van de situatie anders. Veel voorbijgangers spreken de mannen aan: “Is deze fiets van jou?” Een voorbijganger maakt een foto als bewijsmateriaal, een ander belt de politie. Een van de voorbijgangers vertelt dat ze wel dacht dat hij een fiets aan het stelen was, maar niets durfde te zeggen omdat ze bang was voor agressie. 

De documentaire laat zien dat racisme aan ons denkproces vooraf kan gaan, in plaats van andersom. De voorbijgangers zien een fietsendief of zien een vader. Als je iemand een fiets ziet stelen, wat is dan het juiste om te doen? En als je een vader in de problemen ziet, is het dan niet moreel goed om te helpen?

De voorbijgangers lijken geen echte morele fouten te maken. Hun perceptie is gevormd door een systeem dat witte mensen bevoordeelt en op basis van de dingen die ze zien, doen ze hun best om de juiste keuze te maken. Als er geen morele fout is, is er ook geen reden om boos te zijn, als we Srinivasan volgen.

Nuttige woede

Toch zouden we ons niet bij die conclusie hoeven neerleggen. Er is woede over systematisch onrecht, en die kunnen we als een push voor verandering gebruiken, of een reden om niet te luisteren. Als we de woede kunnen rechtvaardigen, is er meer ruimte voor conversatie.

Een eerste manier om systematisch onrecht en gepaste woede samen te brengen, is het laten vervallen van Srinivasans voorwaarde van morele fout. In bepaalde situaties lijkt morele fout helemaal geen eis te zijn voor gepaste woede. Denk bijvoorbeeld aan de ouder die boos wordt als een kind zijn of haar kamer niet opgeruimd heeft. De ouder gaat er in dat geval niet vanuit dat het opruimen van een kamer een morele kwestie is. De woede wordt gelegitimeerd door een doel dat extern is: in dit geval opvoeding en hopelijk een opgeruimde kamer.

Is het de verantwoordelijkheid van een slachtoffer om daders op te voeden?

Dit kan ook een grond zijn voor woede bij systematisch onrecht. Maar toch schort er iets aan de analogie met de ouder van een kind. Is het de verantwoordelijkheid van een slachtoffer om daders op te voeden? En nog belangrijker, verliest die woede dan legitimiteit wanneer daders toch niet luisteren en het doel dus niet gediend wordt? Een andere en vruchtbaardere manier om de woede van slachtoffers van systematische onderdrukking te verdedigen, is door te zeggen dat in die kleine handelingen en interpretatiefouten wél een morele fout zit.

“Ik bedoelde het niet slecht”

Om kleine en op het eerste gezicht niet veelbetekenende handelingen morele lading te geven, kunnen we naar filosofie rond klimaatproblemen kijken. Ook daar zitten we namelijk met zo’n probleem: een keer de auto nemen maakt geen verschil, maar door allemaal altijd de auto te nemen doen we onze omgeving en elkaar geweld aan.

De morele betekenis van een handeling is afhankelijk van het systeem waarin ze plaatsvindt

De Amerikaanse ecoloog Garrett Hardin zegt in Tragedy of the Commons dat het van belang is dat moraliteit systeemsensitief is. “One does not know whether a man killing an elephant or setting fire to the grassland is harming others until one knows the total system in which his act appears.” Met andere woorden, om te weten of een handeling goed is, moeten we de omgeving kennen waar die in gebeurt. Hardin legt dit als volgt uit: een rivier die wordt vervuild door weinig mensen reinigt zichzelf binnen enkele kilometers, dat is bij verontreiniging door veel mensen niet langer het geval.

De morele betekenis van een handeling is dus afhankelijk van het systeem waarin deze handeling plaatsvindt. In het geval van de ‘fietsendieven’ ontstaat ongelijke behandeling in het keer op keer gecontroleerd, bevraagd en betwijfeld worden van dezelfde mensen. De voorbijgangers zijn moreel fout omdat ze niet genoeg aandacht hebben voor de omgeving waarin ze handelen, en daardoor aan een al bestaande ongelijkheid bijdragen.

De vraag ‘waarom het zo boos moet’ is dus niet de juiste vraag om te stellen. Hoe we de redenen van terechte woede kunnen uitbannen wel.

Verder lezen

Hardin, Garrett. (1968). ‘The Tragedy of the Commons.’ Science, New Series 162 (3859): 1243–48.

Srinivasan, Amia. (2018). ‘The Aptness of Anger.’ Journal of Political Philosophy.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

4 Comments

  1. Hallo Suzanne,
    “Hoe we de redenen van terechte woede kunnen uitbannen wel”.
    Daarom gaat het, maar wordt onvoldoende uitgewerkt, ook in dit artikel. Ik nodig je uit dit in een volgend artikel te doen en je voorstellen te sturen naar:
    de pers
    de praatprogramma’s
    de scholen
    de maatschappelijk werkers, psychologen, therapeuten, reclassering, opvoedingsconsulenten
    alle overheden
    de ombudsman
    (koepel)organisaties die zich ook richten op doelgroepen waar veel boosheid voorkomt
    de politieke partijen, 2e Kamerleden en regering
    de politie
    etc.

    1. Ronald gaat niet in op de inhoud van het stuk, waarin een interessante link tussen Srinivasan en Hardin wordt gelegd. Hij geeft wel aan dat het stuk een bepaalde complexe vraag onbeantwoord laat, maar die observatie is totaal oninteressant: elk essay laat belangrijke vragen onbeantwoord omdat niemand alles in één tekst kan oplossen. Het is nu eenmaal niet het doel van DIT stuk om de vraag die Ronald graag beantwoord zou zien te beantwoorden.

      Ik nodig Ronald dan ook uit om na te denken over het nut van zijn reactie, waarvan het interessantste gedeelte een irrelevante lijst van instanties is.

    1. Hallo Adriaan,
      Ik begrijp dat je liever leest:
      “Dankje voor dit goede stuk, Suzanne!”
      Ik probeer altijd samen een stap verder te zetten, iets complementairs te schrijven. Zodat we ook over oplossingen kunnen nadenken
      Ik heb zoals je gevraagd heb nagedacht, en kom tot de conclusie dat jouw bijdrage daaraan niet voldoet. We zijn het fundamenteel oneens.
      We zijn het wel eens dat dat dit stuk niet de vervolgvraag behandelt. Daarom vraag ik om dat in een nieuw artikel wel te doen, Ik denk dat Suzanne dat kan. Jij hebt daarvoor geen belangstelling, ik wel.

Comments are closed.