Door Sigrid Wallaert (Universiteit Gent)
“Wist je dat je oma de eerste vrouw van het dorp was die met een lange broek aan op de fiets reed?” vroeg mijn vader me op een dag. Blijkbaar was de priester van het dorp zo gechoqueerd door haar gedrag dat hij er een preek aan wijdde. Hij moest zijn parochianen immers in het gareel houden, en vrouwen op de fiets, dat ging toch te ver. En dan ook nog met een broek aan. Waar zou dat eindigen?
Zo’n morele paniek lijkt nogal absurd. Maar dat net de fietsende vrouw er het onderwerp van was, is geen toeval. De fiets deed een tijdlang dienst als feministisch symbool bij uitstek. Zo zei de Amerikaanse suffragette Susan B. Anthony al in de negentiende eeuw, “Ik denk dat de fiets meer betekend heeft voor de emancipatie van de vrouw dan eender wat ter wereld.”
Mijn oma begon pas later met fietsen – ze werd geboren in 1932 – maar het emancipatorische potentieel van de fiets was na al die jaren duidelijk nog niet verdwenen. Het begint met een fiets, vervolgens een broek (dat rijdt makkelijker), en daarna…?
De status quo ter discussie stellen begint met dit soort kleine revoluties, maar voor je het weet rollen ze als een steeds groeiende sneeuwbal zomaar de gevestigde macht omver. Misschien had de dorpspriester dus wel een punt: er schuilde een gevaarlijke vonk in mijn oma.
Trotse feministe
Sowieso had ze altijd iets rebels, een subversief trekje dat ze deelde met mijn opa. Als jonge vrouw kon ze rebelleren met haar kledingkeuze en transportmiddel, maar op meer ingrijpende manieren zat ze vast. Al haar broers en zussen mochten gaan studeren, maar als oudste dochter was dit voor haar ondenkbaar. Het was gewoon fatsoenlijk dat ze thuis zou helpen in het atelier van haar vader. Haar droom om muzieklerares te worden, die kon ze maar beter opbergen. Terwijl één van haar broers filosofie ging studeren aan de universiteit, bleef mijn oma thuis, onder de vleugels van haar familie.
Ze bleef haar broeken dragen, en ze was boos
Toen ze haar eigen gezin stichtte, wist ze één ding zeker: zij zou de dingen anders aanpakken. Ze leerde haar twee zonen strijken en kleding repareren, terwijl haar dochter vrijgesteld was van huishoudelijk werk. Ze noemde zichzelf met trots een feministe, ook al had die term toen vooral een negatieve betekenis – zeker in het dorp waar ze haar hele leven doorbracht. En later, toen haar kinderen wat ouder waren, ging ze toch nog studeren. Ze behaalde een diploma aan het conservatorium en werd muzieklerares, beroemd bij vele generaties kinderen die haar lessen bezochtten.
Woede als motor
In dit alles was er één constante: mijn oma was boos. Ze stak haar haren op in de vorm van een solsleutel, ze bleef haar broeken dragen, en ze was boos. Ze heeft haar ouders nooit vergeven dat ze haar binnen de letterlijke en figuurlijke grenzen van het dorp gevangenhielden. Mijn oma was kwaad, maar haar woede werd nooit echt gehoord. Ze werd gezien als een felle, als eentje die haar mannetje kon staan – maar waarom ze boos was, daar stond niemand echt bij stil.
Toch is het juist haar woede die mijn oma gedurende haar leven voortgestuwd heeft. Het was woede die haar motiveerde tijdens haar studie, met klasgenoten die even oud waren als haar eigen kinderen, en woede die haar verzekerde dat ze niets minder waard was dan haar man, of om het even welke man.
De woede van onderdrukte groepen is kostbaar
Mijn oma had niet altijd oog voor de situatie van andere vrouwen. Op feestjes ging ze steevast bij de mannen zitten, omdat de vrouwen “niets interessants te zeggen hadden”. Toch slaagde ze erin om uit het keurslijf van haar gender te breken. Haar woede was individuele woede. Ze streefde voluit naar haar eigen bevrijding, ze stookte het kwade vlammetje in zichzelf, maar ze kon nooit echt contact aanknopen met anderen die een vergelijkbare strijd streden.
Een deel van die eenzaamheid was te wijten aan haar afgelegen locatie: kleine dorpjes op het Vlaamse platteland waren doorgaans geen feministische ontmoetingsplaatsen. Maar een ander deel van haar eenzaamheid is historisch gesitueerd, en die situatie is nu aan het veranderen.
Golven van woede
Door de verschillende golven van het feminisme heen was woede een constante aanwezige. De suffragettes van de eerste golf, die streden voor het vrouwenkiesrecht, waren overduidelijk kwaad. Hun acties mondden geregeld uit in agressie en geweld, maar zo’n openlijke woede werd grotendeels afgekeurd, zelfs door medestanders.
Ook de tweede feministische golf werd gekarakteriseerd door woede, bijvoorbeeld in de anti-pornopolemiek van Andrea Dworkin. De traditie van Zwart feminisme, waarin Audre Lorde en bell hooks schreven, nam de herwaardering en het emancipatorisch potentieel van woede expliciet als onderwerp.
Ze noemden de daders bij naam en vochten door
De derde golf bouwde verder op zulke stemmen en focuste op het concept van intersectionaliteit om te benadrukken dat ieders persoonlijke identiteit bestaat uit verscheidene overlappende factoren (gender, ras, klasse, etc.) die niet zomaar te herleiden zijn tot een eenvoudige optelsom. Op het kruispunt van identiteitsfactoren bevinden zich unieke ervaringen die je niet volledig kunt vatten als je de factoren geïsoleerd bekijkt. Dat die complexe ervaringen en onrechten niet erkend werden, maakte feministen kwaad.
Die woede kwam in een stroomversnelling terecht toen de Amerikaanse actrice Alyssa Milano met een tweet de #MeToo-beweging lanceerde, die activiste Tarana Burke tien jaar daarvoor op kleinere schaal gelanceerd had. Deze digitale fase van het feminisme wordt ook wel de vierde golf genoemd. Mensen, vooral vrouwen, kwamen naar buiten met hun ervaringen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ze noemden de daders bij naam en vochten door tot die machtige mannen de gevolgen van hun daden zouden dragen.
Vrouwen over de hele wereld breiden felroze pussy hats en trokken de straat op tijdens de vrouwenmarsen. Ze identificeerden ervaringen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in hun eigen leven, maakten contact met andere vrouwen die hetzelfde hadden meegemaakt, en traden er samen mee naar buiten. Ook die beweging, van individuele ervaringen naar collectiviteit en de publieke ruimte, werd sterk gekenmerkt door de emotie die mijn oma jaren eerder al voelde: woede.
Activisme
Vrouwen zijn al heel lang kwaad, en dat zullen ze ook nog lang zijn, maar toch is er sinds het hoogtepunt van #MeToo iets nieuws gaande. Woede, en dan specifiek vrouwelijke woede, is all the rage. Er verschijnen boeken, essays en academische artikels over het thema. Die brengen woede op een nieuwe manier onder de aandacht: niet als ongecontroleerd en irrationeel, maar als een krachtig en nuttig instrument.
Bovendien wordt woede ingezet om het politieke landschap te beïnvloeden, zowel top-down in politieke campagnes als bottom-up door activisten. En waar die woede top-down soms eerder dient om de geprivilegieerde 1% een extra zetje te geven, kan de woede die bottom-up ingezet wordt wel degelijk tastbare verandering teweegbrengen voor de resterende 99%.
De woede van mijn oma was geen activistische woede
Volgens mij is woede de emotie van verzet bij uitstek. Als iemand kwaad wordt, is haar woede vaak een signaal dat er in haar ervaring iets misloopt. De kwade persoon ervaart een bepaalde situatie en wilde dat die anders was – én ze is bereid daarvoor in actie te treden.
Politici hameren op het hoofddoekenverbod in de klas, maar jij vindt dat een hijabi-leerkracht net zo goed les kan geven. Grote bedrijven blijven op grote schaal vervuilen, maar jij weet dat de industrie radicaal van koers moet veranderen om het klimaat te redden. De kloof tussen realiteit en verwachting is waar woede zich bevindt, en die kloof is wat de kwade persoon wil overbruggen.
Niet elke soort woede is daar even geschikt voor. Sommige woede is individualistisch, retributief en arrogant. Dit is niet de woede van verandering, maar van de bevestiging van de status quo: woede die elke vorm van verzet in de kiem wil smoren.
Maar andere soorten woede zijn eerder collectief, toekomstgericht en bottom-up. Die woede is gestoeld op gegronde redenen en wordt op een constructieve manier geuit, waardoor de kloof wel overbrugd kan worden. Ik noem deze soort woede activistische woede.
Toegankelijk verzet
Om het onrecht van dominante systemen te bestrijden, is verzet nodig. Dat verzet komt bijna per definitie vanuit onderdrukte groepen, al kunnen meer geprivilegieerde medestanders ook een steentje bijdragen. Onderdrukte groepen hebben, ook bijna per definitie, niet zoveel middelen ter beschikking om hen bij te staan in hun strijd.
Maar wat ze wel hebben is zichzelf, hun emoties, en hun eigen woede. Hun woede is kostbaar. Woede kan aansporen, woede kan verbinden, woede kan moed inspreken, woede kan communiceren. Iedereen heeft het potentieel van woede in zich, en iedereen kan dat potentieel omvormen tot productieve, collectieve, activistische woede. Zo wordt verzet heel toegankelijk.
Ze opende deuren voor anderen door haar voorbeeldrol
De woede van mijn oma was geen activistische woede. Daarvoor miste ze de connectie met anderen, zowel in het beleven van haar woede als in de doelen waarnaar ze streefde. Ze had geen toegang tot de kennis, de concepten en de sociale kringen waarmee ze haar woede tot een activistisch niveau kon tillen. Maar toch heeft de woede van mijn oma een soort pre-activistische rol gespeeld.
Haar woede spoorde haar aan op haar eigen pad naar emancipatie, waardoor ze deuren opende voor anderen door haar voorbeeldrol alleen. Nu, twee generaties later, inspireert ze haar kleindochter in haar eigen omgang met woede. En ook al heeft mijn oma de feministische woede van #MeToo niet mee kunnen maken, toch denk ik dat ze vanuit haar zetel thuis toegekeken zou hebben op tv, en gedacht zou hebben: eindelijk.
Sigrid Wallaert is doctoraal onderzoeker aan de Universiteit Gent.
Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie. |