Door Sigrid Wallaert (Universiteit Gent)

Toen ik als student op zoek was naar een onderwerp voor mijn masterscriptie, viel één ding mij op: vrouwen waren kwaad. Het was de periode van #MeToo en over de hele wereld kwamen kwade vrouwen naar buiten met hun woede. Aan de ene kant werd die woede gevierd en aangemoedigd, maar aan de andere kant werd ze sterk bekritiseerd en beteugeld. Ik wilde weten wat er aan de hand was.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Veel leek te draaien rond communicatie, rond het overbrengen en verwerven van kennis. Woede werd naar voren geschoven als overtuigingsstrategie, maar net zo goed als argument om iemand niet serieus te nemen. Om die verwarring op te helderen, besloot ik me te verdiepen in kennisonrecht.

Recht van spreken

In een notendop is kennisonrecht een term voor het onrecht dat iemand aangedaan wordt als wetende, dus als iemand die kennis kan vergaren, verwerken en verspreiden. Bij kennisonrecht erkennen mensen iemand – onterecht – niet als wetende. Ze zien haar niet als geloofwaardig. Het is meer dan een zuiver ‘distributief onrecht’, benadrukt de Britse filosofe Miranda Fricker. Bij zo’n distributief onrecht gaat het om een ongelijke verdeling van goederen. (Het ‘goed’ dat in dit geval ongelijk verdeeld zou zijn, is geloofwaardigheid.)

Kennisonrecht zorgt ervoor dat je iemand niet volledig als mens ziet

Hoewel het klopt dat die persoon niet genoeg geloofwaardigheid toegekend krijgt, is dat niet de volledige reikwijdte van het onrecht. Je verbant de persoon namelijk ook uit de gemeenschappelijke uitwisseling van kennis. Met behulp van de ratio wisselen we als mensen kennis uit en bouwen we samen kennis op. Als je iemand kennisonrecht aandoet, dan erken je haar rationele capaciteiten niet. En het zijn precies die capaciteiten die iemand tot mens maken. Zo zorgt kennisonrecht er eigenlijk voor dat je iemand niet volledig als mens ziet.

Fricker zet twee soorten kennisonrecht uiteen: getuigenisonrecht en interpretatieonrecht. Op de allereerste pagina van haar boek geeft ze al een beknopte definitie van beide soorten onrecht: “Getuigenisonrecht vindt plaats als stereotypen ervoor zorgen dat een luisteraar een lager niveau van geloofwaardigheid toekent aan de woorden van een spreker; interpretatieonrecht vindt plaats in een vroeger stadium, als een lacune in collectieve interpretatieve middelen iemand ten onrechte benadeelt op het gebied van het begrijpen van haar of hun sociale ervaringen.”

Getuigenisonrecht draait dus om stereotypen en geloofwaardigheid. Die stereotypen zorgen ervoor dat je als spreker minder recht van spreken hebt en dus minder snel geloofd wordt. Interpretatieonrecht draait dan weer om de middelen die je hebt om jezelf en je situatie te begrijpen, en om het feit dat die middelen ongelijk verdeeld zijn.

Verkeersregels

Een niet te onderschatten onderdeel van kennisonrecht is macht. Wie heeft macht; wie heeft geen macht; wie wil macht; wie gunt anderen geen macht, enzovoort. Filosofen begrijpen macht op verschillende manieren. Sommige denkers kijken naar de macht die je óver iemand anders hebt. Anderen kijken naar de macht die je hebt óm iets te doen. In de context van kennisonrecht is de eerste invulling van macht meer gepast. Kennisonrecht is altijd sociaal, dus zie ik macht ook als een interpersoonlijk gegeven.

Passieve macht zorgt ervoor dat je ook de verkeersregels volgt als er geen agent op je vingers kijkt

Macht kan zowel actief als passief werken, laat Fricker zien met het voorbeeld van verkeersregels. Denk bij actieve macht aan de politieagent die je een boete geeft voor een overtreding. Passieve macht zorgt ervoor dat je ook de verkeersregels volgt als er geen agent op je vingers kijkt. Macht kan individueel werken en uitgeoefend worden door één enkel individu. Of macht kan structureel zijn en ingebakken zitten in de samenleving.

Voor mijn doeleinden is vooral een specifieke soort macht van belang: sociale macht. Fricker definieert die macht als de praktische mogelijkheid om de handelingen van anderen te controleren, of dat nou passief of actief gebeurt, door individuen of op structurele wijze.

Stereotypen

Het laatste puzzelstuk dat ik nodig heb om het algemene plaatje van kennisonrecht compleet te maken, is geloofwaardigheid. Vooral bij getuigenisonrecht velt een luisteraar een oordeel over de geloofwaardigheid van een spreker. Zo kan de luisteraar zowel een teveel als een tekort aan geloofwaardigheid toekennen aan de spreker. Dat gebeurt op basis van de stereotypen die de luisteraar over de spreker heeft.

Zoals ik eerder al zei, is kennisonrecht meer dan een distributief onrecht. Het is een interpersoonlijk onrecht dat iemand schaadt in haar status als wetende en dus in haar status als volwaardig mens. Toch hoeven stereotypen niet negatief te zijn. Ze kunnen ook in positieve zin werken. Fricker definieert stereotypen dan ook simpelweg als “veelvoorkomende associaties tussen een bepaalde sociale groep en één of meerdere kenmerken.”

Een oordeel baseren op stereotypen, daar kun je niet omheen

Zulke associaties kunnen variëren van ‘vrouwen zijn zorgzaam’ en ‘grote mensen stoten vaak hun hoofd’ tot ‘docenten hebben altijd gelijk’. Het gaat dus zowel over negatieve, neutrale als positieve eigenschappen. Je kunt er niet omheen om je oordeel over iemands geloofwaardigheid te baseren op stereotypen. Als je iemand net leert kennen of te weinig over haar weet, heb je geen tijd om een diepgaander oordeel te vormen. Dus steun je op de beperkte en vaak bevooroordeelde informatie die je wel voorhanden hebt.

Wat er dan gebeurt, is dat je een verband legt tussen bepaalde (waargenomen) identiteitsfactoren en de geloofwaardigheid van een persoon. De stereotypen die je daarvoor gebruikt zijn grotendeels gebaseerd op cultureel en historisch bepaalde sociale concepten. Je neemt de heersende stereotypen uit je sociale context gemakkelijk over, vaak zelfs ongewild.

Zo worden de sociale machtsstructuren in de samenleving netjes overgedragen naar oordelen over de geloofwaardigheid van sprekers. Zoals filosofe Alison Bailey het formuleert, vindt elke kennisuitwisseling plaats op een unlevel knowing field, een ongelijk kennisspeelveld. De theorie van kennisonrecht helpt die ongelijkheid verklaren en, op termijn, ook bestrijden. Filosofie hoeft immers geen vrijblijvende theorie te zijn, maar beïnvloedt op een reële manier ons dagelijks leven.

Sigrid Wallaert doet promotieonderzoek aan de Universiteit Gent. Dit is een bewerkte passage uit haar boek Kwaad spreken: Wie gelooft de boze vrouw? Het boek verscheen op 2 oktober bij uitgeverij Letterwerk.


Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend