Door Marc Davidson (Radboud Universiteit Nijmegen)

Vandaag leggen de Europese regeringsleiders zich naar verwachting vast op een nieuw klimaatpakket dat de opwarming van de aarde tot 2 graden moet beperken. Dat pakket alleen zal echter onvoldoende zijn. Het is tijd dat Europa de rest van de wereld voor de keuze stelt: óf er komt een mondiaal klimaatakkoord óf Europa voert importheffingen in op producten van buiten de EU.

Sinds de wereldgemeenschap in 1992 in Rio de Janeiro besloot om gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat te voorkomen, hebben er talloze onderhandelingen plaatsgevonden. In 1997 spraken de industrielanden in Kyoto af om hun broeikasgasemissies in de periode 2008-2012 met gemiddeld 5,2% te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. De Verenigde Staten weigerden het protocol echter te ondertekenen, onder andere omdat ontwikkelingslanden geen verplichtingen kregen. Dit zou landen als China en India een oneerlijk concurrentievoordeel opleveren, aangezien zij zonder kosten voor klimaatbeleid goedkopere producten op de wereldmarkt zouden kunnen aanbieden. Voor Europa en andere landen was dit geen reden om het Kyoto-protocol niet te ondertekenen en niet al te beginnen met klimaatbeleid. Zo voerde de Europese Unie in 2005 een systeem in voor emissiehandel dat beperkingen oplegt aan de broeikasgasemissies van elektriciteitsbedrijven, grote industrie en sinds 2013 ook de luchtvaart.

Hoewel de Europese Unie wel al bereid was de eerste stappen te zetten op weg naar het doel van het klimaatverdrag uit 1992, kan ook zij niet te ver voor de muziek uitlopen. Het Europese klimaatbeleid is zo vormgegeven dat bedrijven die zowel energie-intensief zijn als blootstaan aan mondiale concurrentie in de luwte worden gehouden. Zou de Europese Unie deze bedrijven een veel strenger klimaatbeleid opleggen, dan zouden zij marktaandeel kunnen verliezen aan concurrenten van buiten Europa of zelf naar deze landen kunnen verhuizen. Er zijn twee manieren om dit probleem op te lossen. De eerste is een internationaal verdrag dat álle landen, China en de VS inbegrepen, nationale emissiedoelen oplegt. Alle landen zouden dan met gelijke emissiekosten worden geconfronteerd zodat geen land oneerlijke concurrentie ondervindt van een ander. De tweede manier is eerlijke concurrentie ‘aan de grens’ af te dwingen. Europa zou bijvoorbeeld een importheffing kunnen opleggen aan goederen vanuit landen met een minder stringent klimaatbeleid en juist een exportsubsidie kunnen geven aan Europese bedrijven om zo de kosten van Europees klimaatbeleid te vergoeden. Met dergelijke ‘border tax adjustments’ zou zowel binnen als buiten Europa voor alle bedrijven een gelijk speelveld gelden.

Beide oplossingen hebben nogal wat voeten in de aarde. Want niet alleen blijken landen zoals de VS en China weinig prioriteit te geven aan een mondiaal klimaatverdrag, ook hebben zij weinig op met Europese handelsbelemmeringen. Er werd al luid geprotesteerd tegen het plan van de Europese commissie om ook de luchtvaart onder het Europese handelssysteem voor broeikasgassen te plaatsen, hoewel dit plan alle luchtvaartmaatschappijen – zowel Europese als niet-Europese – volledig gelijk behandelde. Verdergaand klimaatbeleid vraagt daarom van Europa om ruggengraat. Heeft zij die? Tot op heden zijn alle klimaatonderhandelingen in vrijwilligheid en enkel onder morele druk gevoerd. Toch laten de politieke ontwikkelingen rond de Oekraïne zien dat Europa wel degelijk in staat is om wanneer praten alleen niet helpt ook economische sancties in te zetten. Europa en de VS hebben Rusland gedreigd met een handelsoorlog vanwege de Russische interventies in de Oekraïne. Een handelsoorlog is voor alle partijen kostbaar: niet alleen voor het land waartegen de handelsbelemmeringen zijn gericht, maar ook voor de landen die de belemmeringen instellen. Ook de Europese Unie heeft immers grote voordelen van de handel met Rusland, zoals de import van aardgas en de export van Europese producten. Desondanks is een handelsoorlog het laatste beschaafde drukmiddel om een grens te trekken voordat het wapengekletter begint.

Ook in de klimaatonderhandelingen lijkt deze grens bereikt. Na ruim twintig jaar onderhandelen is de wereld nog niet veel verder gekomen in het voorkomen van gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat. In november van vorig jaar werd in Warschau alweer de negentiende onderhandelingssessie gehouden met wederom weinig concreet resultaat. Volgens het meest recente rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zijn er daardoor nog nauwelijks realistische beleidsscenario’s over waarin de gemiddelde temperatuurstijging onder 2°C wordt gehouden, het punt waarboven veel wetenschappers spreken van een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat. Hoe langer wordt gewacht, hoe abrupter de wereld het roer zal moeten omgooien met alle maatschappelijke en economische schokken van dien. Er is kortom snelle actie geboden. Het is daarom tijd dat Europa de rest van de wereld voor de keuze stelt: óf er komt een mondiaal klimaatakkoord óf Europa voert importheffingen in op producten van buiten de EU. Hoewel dit tot een kostbare handelsoorlog kan leiden, is dit economische risico nog altijd overzichtelijker dan het risico van klimaatverandering dan wel abrupt klimaatbeleid. De tijd van vrijblijvend praten lijkt nu toch echt voorbij.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

2 Comments

  1. Marjan Minnesma deelt je gevoel van urgentie, Marc, zie http://www.vn.nl/Archief/Samenleving/Artikel-Samenleving/Marjan-Minnesma-Het-klimaat-De-rest-is-geneuzel.htm
    Het zou fijn zijn als wat meer filosofen zich hier druk over zouden maken. Milieufilosofie zou geen ‘niche’ meer moeten zijn, maar ‘core business’, want het gaat over het veilig stellen/creëren van de condities waaronder toekomstige generaties het recht behouden op het leven dat wij nu onszelf toe-eigenen.

    1. Helemaal met Marjan Minnesma eens. En mijn post was nog te optimistisch: inmiddels is bekend dat de Europese regeringsleiders een clausule hebben opgenomen de plannen neerwaarts bij te stellen wanneer de Verenigde Staten en China op de volgende VN-klimaattop eind 2015 in Parijs niet ook met ambitieuzere klimaatplannen komen. Een te vrijblijvend signaal, want wat zal die clausule de VS en China uitmaken? Achter de deur de stok van een handelsoorlog zal een stuk sterkere onderhandelingspositie opleveren.

Comments are closed.