Door Bij Nader Inzien (redactie)
Franz Brentano, neef van de schrijfster Bettina von Armin, begon als theoloog, en was zelfs een tijdje priester, maar omdat hij de onfeilbaarheid van de Paus betwistte, gooide hij de kap over de haag en begon aan een lange filosofische carrière. Zijn belangrijkste student was natuurlijk Edmund Husserl, en hij was de eerste filosoof die filosofie van de psychologie bedreef. Maar het boekje dat mij na aan het hart ligt gaat over de geschiedenis van de filosofie. Het is uniek omdat voor Brentano vanzelfsprekend was dat er goede en slechte filosofie bestaat, en we niet alles zomaar moeten geloven.
De eerste grote filosoof was Aristoteles, en in de Middeleeuwen gaat Thomas van Aquino met de prijzen lopen. Van de sceptici moet hij niets weten. Hume is een mislukking. En dan komt het: in hilarische bladzijden haalt hij het Duitse idealisme van Fichte, Schelling en vooral Hegel onderuit. Echt schelden doet hij niet, maar met Hegel heeft, volgens Brentano, de filosofie een ‘absoluut dieptepunt’ bereikt. Terwijl Kants filosofie ‘totaal ongeschikt’ is om tot ethische inzichten te leiden of Humeaans scepticisme te weerleggen, is de warhoofdigheid van Hegel dramatisch. Hoe is het mogelijk, vraagt hij zich af, dat die man zo’n succes had bij de jeugd? De ‘pretenties’ van Hegel moeten als een ‘äusserste Entartung des Menschlichen Denkens’ verdoemd worden. Maar gelukkig wordt hij ‘nu niet meer gelezen’. ‘Das ist ein gutes Zeichen!’, heet het dan.
Brentano is een filosoof naar mijn hart. Hij wordt algemeen als de eerste ‘analytische filosoof’ beschouwd, maar helaas heeft hij zich over Hegel vergist. Die wordt nog altijd gelezen. Jammer genoeg geldt dat niet voor de oude Franz, die zelfs Freud nog onder zijn studenten had. Brentano’s Die Vier Phasen der Philosophie (1896), nooit in het Nederlands vertaald, is heerlijke lectuur, met talloze vranke passages over onzin, bullshit en vooral scherpe analyses van overschatte denkers.
Het deed me af en toe wat denken aan een andere Geheimtip, de Australische filosoof David Stove. Die werd beroemd met een analyse van ‘Het Filosofische Domste Argument ter Wereld’: we kennen de wereld via de taal (de cultuur, onze concepten, mentale structuren), en dus zullen we nooit weten hoe de wereld er echt uitziet.
Jammer voor Stove, maar ook Brentano vond aan dit transcendentaal idealisme maar niets. ‘We staan aan het begin van een nieuw tijdperk in de filosofie’, schrijft hij. Wellicht was hij de eerste die zag dat filosofie zonder oog voor wat wetenschap zegt (iets anders dan scientisme!) een lege doos is.
Dit is een aflevering uit de rubriek ‘Een Kleine Ode Aan’. In ongeveer 250 woorden looft een Nederlandse of Vlaamse auteur een al dan niet vergeten filosofisch pareltje.