Door Govert den Hartogh (Emeritus hoogleraar, Universiteit van Amsterdam)

Voor sommige mensen komt de dood als een verlossing, maar voor de meesten is de dood een bedreiging, op ieder moment eigenlijk het ergste wat hen zou kunnen overkomen. Dat lijkt niet zo moeilijk te begrijpen.

Voor vrijwel alle dingen die voor ons van belang zijn, moeten we om te beginnen leven om ervan te kunnen profiteren. De dood berooft ons van bijna alles wat het leven de moeite waard maakt.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Als de dood er is, zijn wij er niet

Toch wordt deze voor de hand liggende verklaring van het kwaad van de dood al sinds de oudheid betwist. In een van de schaarse tekstfragmenten die wij nog hebben van Epicurus (ca. 300 v. Chr.), zijn brief aan Menoeceus, schrijft hij:

“Gewen u eraan te geloven dat de dood voor ons niets te betekenen heeft, want goed en kwaad is een kwestie van waarnemen en de dood het beroofd worden van alle bewustzijn. … Daarom betekent de dood, de verschrikkelijkste van alle kwaden, niets voor ons, omdat zolang wij er zijn de dood er niet is en als de dood er is wij er niet meer zijn. De dood is dus niet van belang, noch voor de levenden, noch voor de doden, want bij de levenden is hij niet en de doden zijn er zelf niet meer.”

Het vermeende kwaad van de dood treft in feite niemand

In deze passage kunnen we meer dan één argument onderscheiden voor de stelling dat de dood geen kwaad is. Het argument waar het mij om gaat is het volgende. Voor wie is de dood eigenlijk een kwaad? Niet voor de levende persoon, dat is evident. Maar ook niet voor de dode persoon, want die bestaat niet meer. Het vermeende kwaad van de dood treft dus in feite niemand.

Voor Epicurus was dit een bevrijdend inzicht. Als de dood geen kwaad is, hoef je er ook niet bang voor te zijn. Toch is doodsangst misschien wel de voornaamste bron van ongeluk in het leven. We proberen dat ongeluk te bestrijden door allerlei religieuze overtuigingen te gaan aanhangen, die ons afhankelijk maken van priesters en daarmee alleen maar dieper in de ellende storten. Dat is dus allemaal nergens voor nodig.

De blijvende betekenis van het argument

In de moderne ethiek is het argument van Epicurus in 1970 opnieuw aan de orde gesteld in een kort maar bijzonder rijk artikel van Thomas Nagel, getiteld Death. Er is veel over geschreven, maar intussen is de discussie wat aan het uitdoven, want de overheersende opinie is nu die van Nagel: dat Epicurus eigenlijk een vrij elementaire vergissing maakt.

Het is juist dat de dood geen positief kwaad is, niet een buitengewoon ellendige toestand om in te verkeren. Het is een negatief kwaad, het wegvallen van de goede dingen van het leven.

Maar zo gemakkelijk laat Epicurus zich toch niet aan de kant zetten. Want ook bij die afwezigheid van het goede kun je je afvragen wie daarvan eigenlijk het slachtoffer is.

De dood is een negatief kwaad, het wegvallen van de goede dingen van het leven

Stel dat je in 1980 bent geboren en tot 2060 zou hebben geleefd, als je helaas niet in 2020 onder de tram was gekomen. Om het kwaad van de dood te vinden moeten we dan twee scenario’s vergelijken. Beide scenario’s komen geheel overeen voor de periode 1980-2020, dus die periode kunnen we buiten beschouwing laten.

Als we naar de periode 2020-2060 kijken, dan kunnen we niet zeggen dat het ene scenario (geen tram) beter voor jou is dan het andere. Want in dat tweede scenario besta je gedurende die periode niet en kun je dus ook niets missen. Dus ook het negatieve kwaad treft in feite niemand.

De lijnen in je leven

Laten we nog eens naar de eerste stap in dat argument kijken: de periode 1980-2020 komt in beide scenario’s geheel overeen. Het is waar dat de feiten in beide scenario’s dezelfde zijn. Maar daaruit volgt niet dat die feiten voor jou ook dezelfde betekenis hebben.

Stel dat je al vanaf 2015 aan een groot project werkt. Je volgt bijvoorbeeld een studie die je de weg zal openen naar een mooie baan. Misschien vond je die studie op zichzelf ook wel interessant, maar een groot deel van het belang van het studeren voor jou was de investering in je toekomst. Die tram doet die investering teniet en verandert daarmee weliswaar niet de feiten van de periode 2015-2020, maar wel de waarde van die feiten voor jou. Achteraf bekeken had je in de tijd die je aan je studie besteedde beter een grote reis kunnen maken.

Ons leven bestaat niet uit een reeks van onafhankelijke gebeurtenissen die fijn of minder fijn kunnen zijn, maar uit elkaar overlappende lijnen die ons verleden met onze toekomst verbinden. Om de waarde van iemands leven te bepalen moet je niet de gelukkige momenten bij elkaar optellen en de ongelukkige daarvan aftrekken, maar kijken naar hoe die lijnen lopen.

Een project voor de langere termijn kan zo’n lijn zijn, maar ook de gezamenlijke geschiedenis die je met een partner of vriend hebt. Eigenlijk is ook de ontwikkeling van je persoonlijkheid zo’n lijn, de karakteristieke manier waarop je leert om te gaan met de uitdagingen die het leven stelt. Al die lijnen worden door je dood afgebroken.

Ons leven bestaat uit elkaar overlappende lijnen die ons verleden met onze toekomst verbinden

Sommige van die lijnen worden ook tijdens je leven beëindigd, en dat is vaak een cumulatief proces. Als je ouder wordt, verlies je de fysieke en geestelijke vermogens die je in staat stellen je beroep of je hobby te beoefenen. Je verliest ook vaak je partner en je vrienden, en het wordt moeilijker nieuwe relaties aan te gaan.

Het leven stelt je dan een nieuwe uitdaging: je moet leren omgaan met die verlieservaringen, en de manier waarop je dat doet, kan zelf een nieuwe lijn in je leven zijn die aan dat leven betekenis geeft.

Voor de meeste ouderen lopen er nog genoeg lijnen door om in leven te willen blijven, maar dat geldt niet voor iedereen. Sommige mensen, en niet alleen ouderen, zien niet langer op tegen de dood, en voor een aantal van hen komt de dood, inderdaad, als een verlossing. Maar voor de meeste mensen is de dood een kwaad, omdat hij de draden doorknipt waaruit wij ons leven weven.

Illustratie: Wies Tesselaar

Verder lezen

Nagel, T. (1979). Death. In T. Nagel (Ed.), Mortal Questions (pp. 1-10). New York: Cambridge University Press.

Pitcher, G. (1993). The Misfortunes of the Dead. In J. M. Fischer (Ed.), The Metaphysics of Death (pp. 119-134). Stanford: Stanford University Press.

Velleman, J. D. (2015). Well-being and Time. In J. D. Velleman (Ed.), Beyond Price (pp. 141-173). Cambridge: Open Book Publishers.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Het lijkt erop dat doodgaan en de angst daarvoor, voor veel mensen vijandiger is dan de dood zelf. Maar voor mensen die ernstig lijden is doodgaan zelfs een bevrijding.
    De naasten rond de mens in stervensproces en/of de overledene moeten we niet vergeten. Die lijden vaak meer dan de gestorvene.
    Het is vooral jammer dat de mens sterft, en als je eraan toe bent, je niet hebt geleerd dat sterven bij het leven hoort. Dan heb je iets vergeten te ontwikkelen tijdens het leven. Dat geld ook voor het hebben verzuimd je naasten voor te bereiden op je eigen en hun dood. Dat we allemaal eens dood zullen gaan. Ik zou zeggen: vier de dood, juist vanwege het geleefde leven.

  2. Een proces van aftakeling (in geest en/of lijf) gaat vaak vooraf aan het stervensuur. Daarmee om te gaan; daarop kan men nauwelijks anticiperen. Daaraan gaan Epicurus et al. voorbij.

  3. Jan Veltman, 26 november 2020
    Reactie.
    Naarmate ik, ouder ben geworden en zeker nu ruim over de helft, hebben de voorgaande jaren in het teken van ‘verdieping’ gestaan. Voor mij betekent de dood geen kwaad.
    • ‘Het bestaan is een feit en het leven is een kunst’ (=verdieping)
    • ‘Het leven is lijden en stopt bij overlijden’.
    • Bij de zin ‘als de dood er is, zijn wij er niet’ voeg ik toe ‘als wij er zijn, is de dood er niet.
    Na een verdiepingsproces over ‘leven en dood’ staat mijn leven inmiddels in het teken van betekenissen van diverse ‘krachten’ onder andere:
    • Kracht van ‘eenvoud’
    • Kracht van ‘kwetsbaarheid’
    • Kracht van ‘betekenis’
    • Kracht van ‘nederigheid’
    • Kracht ‘dankbaarheid’
    Kortom, door verbindingen te leggen is een boeiend en waardevol proces op gang gezet, onder andere ‘confrontatie met jezelf aangaan, om vervolgens onder andere de invloed van tevredenheid en ‘dankbaarheid’, te mogen ervaren. Voor mij maakt dit deel uit van het innerlijke. Het leven is onlosmakelijk met de dood verbonden.

Comments are closed.