Door Fleur Jongepier (Radboud Universiteit Nijmegen)

Illustratie door: Fleur Jongepier

“Nee, geen schootje.”

Moedig weerstond mijn zus de grote, vollopende ogen van mijn nichtje. Met haar uitgestrekte armen en hoopvolle knuistjes maakte ze duidelijk wat ze wilde.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

“Geen schootje, eerst korstjes.”  Meedogenloos was ze (vond ook mijn nichtje).

Ondertussen, aan de ontbijttafel, strooide een filosoof hagelslag op haar brood (en schudde maar liefst twee funnies uit het pak tot groot ongenoegen van haar neefjes) en begon te mijmeren. Niemand aan tafel had door dat zij zo diep in metafysische gedachten verzonken raakte, noch dat zij lichtelijk in paniek raakte.

Want wat is een schoot?

Mijn nichtje weet het. De meeste katten weten het ook, net als veel honden (vaak degenen die te groot zijn voor schoten). Sommige volwassen weten het op sommige momenten. Maar zoals een trap onbegaanbaar wordt wanneer je bij je bewegingen stil staat, wordt de schoot onbegrijpelijk wanneer je bij het woord stil staat. Dat is dan ook een zeer goede reden om dat niet te doen. Maar een filosoof kan er soms niets aan doen.

Het probleem is: een schoot is niks. Denk aan een beker: die is gemaakt van iets, daar kan iets in. Denk aan een tafel: die is gemaakt van iets, daar kan wat op staan. Denk aan een deur: die is gemaakt van iets, daar kan iets door. Maar een schoot?

Dure filosofen zouden op dit moment zeggen: als we functionalisme zouden toepassen, zouden we zeggen dat een schoot wordt gedefinieerd in termen van de ‘functionele rol’ die het vervult, waarbij die functie ‘meervoudig realiseerbaar’ is.

Een schoot is niks

Neem het concept verdriet: verdriet is niet een hersengebied of een stofje, maar datgene dat volgt op bepaalde gebeurtenissen of handelingen (input) en wat op haar beurt weer gebeurtenissen of handelingen teweeg kan brengen (output). Verdriet kan evengoed gerealiseerd worden door olifantenlijven als door mensenlijven. Verdriet is de rol die verdriet in levens vervult; de zogenaamde ‘realisatiebasis’ (hetgeen waardoor een functie gerealiseerd wordt, het ‘spul’) is irrelevant.

De filosoof schudde nog wat hagelslag op een boterham (te veel, opmakend uit de reactie van haar neefjes) en bejammerde de meerwaarde van dure filosofie. Functionele rollen, meervoudige realiseerbaarheid—het zijn woorden die aan de ontbijttafel geen zoden aan de dijk zetten, die begrip eerder in de weg staan dan op weg helpen. De filosoof dacht dat ze meer grip had op wat verdriet is, maar ze had alleen meer metafysische woorden om haar onbegrip te versluieren.

Het klinkt misschien alsof we een stap verder zijn: een schootje is de functionele rol die schootjes in levens vervullen en is meervoudig realiseerbaar—maar eigenlijk zijn we niet verder dan te zeggen dat een schootje niet gedefinieerd kan worden door het spul waarvan het gemaakt is. Daar begonnen we mee.

Een schoot zit vast aan een lichaam zoals een glimlach aan een mond

Een schootje is toch niet wezenlijk anders dan een beker, een tafel of een deur, en daar doen we toch ook niet moeilijk over? De filosoof stelde zich een pragmatische gesprekspartner voor: als cognitiefilosofie hier tijdverspilling is, dan is misschien ook de hele vraagstelling een miskleun.

Toch is een schootje geen deur. Wanneer we naar een deur wijzen, wijzen we wel degelijk naar spul, ook al kan het spul hout, metaal, glas of wat anders zijn. Wanneer mijn zwager tegen mijn neefjes zegt dat ze hun beker melk moeten opdrinken, dan verwijst hij terecht naar de plastic Cars beker voor hun neus. Het handige van bekers is dat je ze kunt vastpakken. De beker is niet een mysterieuze ruimte die door het plastic wordt gerealiseerd.

Contrasteer: wanneer mijn nichtje naar een schootje wijst, dan verwijst ze niet naar spul. Er lijkt geen spul te zijn waarvan schootjes gemaakt zijn: een schoot zit vast aan een lichaam zoals een glimlach aan een mond.

Begrijp me niet verkeerd, mijn zus is geen spook. Ze heeft een lichaam. Inderdaad, dat schootje hangt dus op een of andere manier samen met dat lichaam. Maar mijn nichtje wijst niet naar het lichaam van mijn zus: ze lijkt te wijzen naar iets dat op een geheimzinnige manier boven de bovenbenen van mijn zus hangt, als mist boven een dal. Mijn nichtje kan de beker voor zich pakken, aanraken, wegsmijten, maar het schootje niet—and she knows it.

(‘Supervenience!’ roepen filosofen die geloven dat het koppelen van jargon aan onduidelijkheden zelf duidelijkheid brengt. De filosoof aan de ontbijttafel zoekt de gestampte muisjes.)

Extra opmerkelijk is de enorme veelzijdigheid én precisie van de grenzen van schootjes. Schootjes bestaan in vele vormen en kunnen plots verdampen als sneeuw voor de zon, bijvoorbeeld wanneer iemand op staat, wanneer benen beginnen te trillen, wanneer de bel gaat of—bij enigszins verwaande katten—wanneer iets te hard gepraat wordt. Poef, weg schoot.

Wat hierbij opvalt is dat wat een schoot is, en waar die is, grotendeels bepaald wordt door wat de schoothunkeraar denkt dat een schoot is. Wanneer je bijvoorbeeld je benen iets uit elkaar doet is voor sommige schoothunkeraars (mijn nichtje) de schoot plots verdwenen terwijl die voor anderen (mijn neefjes) blijft bestaan.

Een schoot is iets dat boven bovenbenen hangt, als mist boven een dal

Ik heb ooit een Siamese kat gekend die, wanneer zijn baasje de groteske stommiteit beging geen spijkerbroek aan te trekken maar een korte broek, de schoot in rook zag opgaan. De Siamees restte op zo’n moment alleen nog de verweerde trampoline in de tuin. De trampoline was geheel zijn eigendom (zoals alles het eigendom is van de huiskat) maar was daarmee nog geen schoot, want er was geen spijkerbroek. En dat terwijl bij andere katten, zoals die van de filosoof aan de ontbijttafel, een schoot ook op naakte lijven voort kan bestaan indien men rustig zit en vooral niet te hard praat. Je hebt trouwens ook excellente schoten (kleermakerszit + dekentje) en matige schoten (bijvoorbeeld wanneer je benen enigszins schuin staan), maar dat terzijde.

Er is nog terminologische hoop: is een schoot misschien een affordance? De term werd bedacht door Gibson die van een werkwoord een zelfstandig naamwoord maakte (soms komt roem iemand gemakkelijk toe). Gibson: “The affordances of the environment are what it offers the animal, what it provides or furnishes, either for good or ill. [Hier staat niet zo veel; dit geldt ook voor hagelslag, FJ] The verb to afford is found in the dictionary, the noun affordance is not. I have made it up.”

Filosofen kunnen meer van mijn nichtje leren dan andersom

Een veelzijdig concept. Een trap is voor veel volwassen personen een affordance om te bestijgen, maar voor personen met een fysieke beperking niet. Een steen is een affordance voor pissebedden om onder te kruipen, voor mensen niet. Een beker is een affordance voor volwassen om uit te drinken, voor mijn neefjes niet.

Het mooie aan een affordance is dat je een affordance – in tegenstelling tot bekers – niet kunt vastpakken, precies zoals schootjes ongrijpbaar zijn. Een affordance is geen ding maar een handelingsmogelijkheid. Daar zouden mijn nichtje en de katten van de filosoof aan de ontbijttafel het mee eens zijn. En dus zijn we eruit: een schootje is een affordance. Sterker nog, een schootje is een affordance par excellence. Er is geen beter, puurder voorbeeld van een affordance te bedenken.

Het jammere is: nu weten we nog niks. We hebben enkel meer metafysisch geschut gevonden om de mystiek van schoten uit te drukken. Dat een schootje een handelingsmogelijkheid is wist mijn nichtje al lang, dus wat dat betreft kunnen filosofen meer van mijn nichtje leren dan andersom. Er is wel degelijk begrip van schootjes, er is alleen geen filosofisch begrip van schootjes (of over affordances of verdriet).

Een affordance is geen ding maar een handelingsmogelijkheid

Maar het geeft niet dat we op filosofisch niveau de ware aard van schootjes en dergelijke niet beter begrijpen. Soms moet je gewoon traplopen en niet te veel stilstaan bij de bewegingen die je daarbij maakt om niet te struikelen over je eigen voeten.

Overigens kwam mijn zwager nog met de meest behulpzame interpretatie: een schootje is gewoon een omgekeerd holletje.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

6 Comments

  1. Schitterende positie, waarvoor dank.

    Ik veronderstel dat de mannelijke luxefilosofen die u terecht aanviel niet de moeite deden om de etymologie te raadplegen. Nochtans opent zich daar een fenomenaal omniversum van betekenis, alleen nog maar in het Nederlands – met dank aan Nicoline van der Sijs, haar medewerk(st)ers en collega’s : https://etymologiebank.nl/trefwoord/schoot1#:~:text=De%20oorspr.,-betekenis%20’punt%2C%20rand&text=Bij%20uitbreiding%20ontstond%20de%20betekenis,bedekt’%20en%20’schort’.

    In die etymologische posities wordt het snel duidelijk dat de reductie van schoot tot (Engelstalige) neologismen of gelijk wie, een al te gemakkelijke vlucht is in ’the vanity of cleverness’ (Pierce), en dat misschien alleen de toevoeging zowel de innerlijke oneindigheid als de oneindige verbinding kan ontsluiten.

  2. Een schootje is inderdaad veel méér dan wat in woorden uitgedrukt kan worden. Wat dat betreft praten filosofen wellicht teveel. Een alternatief is het gebruik van rituelen of symbolen waarmee onbeschrijfbare betekenissen toch hanteerbaar kunnen worden gemaakt (zie Herman de Dijn daarover). Zowel poezen als honden begrijpen die dan ook vaak zeer goed.

  3. Vraag het de eerste de beste kroegbaas en die zal zeggen: Een schoot is dat wat zich achter een voorschoot bevindt. En aangezien een voorschoot een fysiek ding is, moet een schoot ook een fysiek ding zijn.

  4. Toegevoegd zou men theoretisch kunnen hypothetiseren dat de historische individualistische constructie van statische, incoherent sluitende filosofische systemen, en hun toekomstige deconstructie in coherent ontsluitende, dynamische en grenzeloze systemen, zowel het conditioneel onderzoeken als opheffen van de paradigmatische finitistische grenzen van betekenis vereist, van alle woorden, symbolen en tekens. Hopelijk kan een dergelijke onderneming leiden tot het gezamenlijk opheffen van landsgrenzen in de praktijk, en daarmee één van de belangrijkste oorzaken van oorlogen en ziekten definitief wegnemen.

Comments are closed.