Door Wouter Cohen (University of Cambridge)

‘Waarom heeft een Turk een speedboot? Zodat die sneller bij het brood is dan de eendjes.’ ‘Waarom heeft een Jood een grote neus? Omdat lucht gratis is.’ Turken en Joden, Belgen en Marokkanen, vrouwen en Afrikanen, niemand werd gespaard tijdens de avondvierdaagse die ik liep als tienjarige.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Nou ja, grappen over witte Hollandse mannen werden tijdens de wandelingen niet gemaakt: wij kregen de grappen immers van de witte Hollandse vaders doorgespeeld. Zestien jaar later kan ik me nog een hele hoop van die problematische moppen herinneren. Sommige zijn best creatief, grappig en ‘goed bedacht’.

Wat maakt een grap grappig?

Toch vind ik zulke grappen allang niet meer zo leuk. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat we ze beter niet kunnen maken. En ik denk dat filosofische reflectie het probleem met zulke problematische humor scherp in beeld kan brengen.

Grappen als puzzels

Wat maakt een grap grappig? Volgens filosoof Noël Carroll creëert een goede grap een onverwachte puzzel die je als luisteraar of lezer moet oplossen. Meestal heeft de oplossing iets absurds, bijvoorbeeld omdat die tegen algemene kennis ingaat of vanwege een woordspeling, en daarom moet je lachen.

Neem bijvoorbeeld de grap over de Jood met een grote neus. De opzet suggereert dat er een verband is tussen Joods zijn en het hebben van een grote neus. De punchline maakt vervolgens duidelijk in welke richting je de oplossing moet zoeken. Maar je moet daarna nog wel zelf alle elementen verbinden om de clou te vinden.

Op de achtergrond speelt het ‘dat kun je echt niet zeggen’-effect

In dit geval zit de clou in twee stereotypes over Joden, namelijk dat ze grote neuzen hebben en dat ze gierig zijn. Het absurde onderdeel is dat je weet dat het hebben van een grote neus eigenlijk helemaal niets met gierigheid te maken heeft. Om de puzzel van de grap op te lossen, moet je die kennis tijdelijk opschorten en dat maakt de grap geestig.

Grappen en stereotypes

Met behulp van Carrolls model kun je mooi uitleggen wat problematische grappen, of in ieder geval een specifiek soort problematische grap, kenmerkt. Dat is namelijk dat de clou steeds weer draait om een problematisch stereotype.

Zowel in de grap over Joden met grote neuzen als in die over Turken met speedboten staan bijvoorbeeld problematische clichés centraal. Je begrijpt ze dan ook alleen als je de relevante stereotypes kent.

Vandaar ook dat je ‘Jood’ of ‘Turk’ niet zomaar met ‘Belg’ of ‘vrouw’ kunt vervangen. Er spelen dan andere generalisaties — in plaats van ‘ze zijn gierig’ wordt het bijvoorbeeld ‘ze zijn dom’ — waardoor je de puzzel mentaal niet meer kunt oplossen.

Dat kun je niet zeggen

De puzzel van een grap mag niet te makkelijk zijn. Daarom werkt ‘Waarom heeft een gierigaard een grote neus? Omdat lucht gratis is’ minder goed.

Het absurde element (dat het hebben van een grote neus iets genetisch is en dus niets met gierigheid te maken heeft) is nog steeds aanwezig, maar de grap verliest zijn charme omdat hij te weinig van de luisteraar vraagt. De oplossing zit al in het woord ‘gierigaard’.

De nadruk wordt onterecht op het kwetsende karakter van problematische grappen gelegd

Maar de mop over de gierigaard is ook minder succesvol omdat hij niet speelt met wat je wel en niet kunt zeggen. Meestal geldt: hoe meer een problematische grap shockeert, hoe beter. Dat wil zeggen, in de achtergrond speelt ook het ‘dat kun je echt niet zeggen’-effect.

Ook dat kun je denk ik uitleggen met Carrolls theorie. Doordat de gemaakte grap een soort van taboe is, moet je tijdelijk ook je algemene beschaafdheid opschorten. Dat is als het ware een extra absurdistisch onderdeel van de grap, een onderdeel dat mist bij de variant over de gierigaard.

Meer dan kwetsen

Dat problematische grappen gebruik maken van stereotypes is natuurlijk niets nieuws onder de zon, hoewel Carrolls theorie wel uitlegt welke rol ze precies spelen. Maar door het gebruik van zulke problematische generalisaties los van het shockerende effect te zien, kun je heel doeltreffend uitleggen wat er misgaat bij problematische humor.

Normaliter wordt bij het bekritiseren van een grap de nadruk namelijk gelegd op het kwetsende karakter van problematische humor. Iemand die excuses aanbiedt voor een controversiële mop zal dan zeggen dat het niet diens bedoeling was iemand te kwetsen.

In de juiste context kan een problematische grap gebruikt worden om stereotypes belachelijk te maken

Maar door je op het shockerende aspect van de grap te concentreren, nodig je de reactie ‘je moet gewoon niet zulke lange tenen hebben’ uit. En dan zul je zien dat de discussie opeens gaat over iemands gevoelens en of die wel of niet terecht zijn, terwijl dat eigenlijk relatief onbelangrijk is.

Stereotype threat

Het is veel beter om meteen het gebruik van problematische stereotypes te belichten. Niet alleen leiden die tot vooroordelen, maar onderzoek toont ook aan dat je acties negatief beïnvloed kunnen worden als je je bewust bent van stereotypes die jou aangaan. Dit fenomeen heet stereotype threat.

Een vrouw kan bijvoorbeeld moeite hebben met zelfverzekerd autorijden omdat ze bang is om het stereotype dat vrouwen niet kunnen autorijden waar te maken. Als de vrouw achter het stuur iets fout doet, wordt gender immers relevant geacht.

Zulk onderzoek geeft dus een directe reden om problematische grappen niet te maken. Een opmerking als ‘vrouwen aan het stuur, bloed aan de muur’, die de titel ‘grap’ wat mij betreft niet verdient, moet je niet maken. Niet per se omdat je er misschien iemand mee kwetst, maar vooral omdat je er een stereotype mee verspreidt.

Context

Een complex onderdeel van de discussie over problematische humor heeft te maken met context. In de juiste context kan een problematische grap namelijk gebruikt worden om de onderliggende stereotypes belachelijk maken.

Als Johan Derksen in een praatprogramma over voetbal een flauwe seksistische grap maakt, dan versterkt die patriarchale clichés. Zeker omdat de grap in het programma met gelach wordt ontvangen en Derksen niet overduidelijk—of beter: overduidelijk niet—anti-seksistisch is.

Maar als twee uitgesproken feministen onderling een flauwe seksistische grap maken, dan maken ze daarmee seksisme juist belachelijk. Het absurdisme dat centraal staat is dan dat juist zij de grap maken. In dat geval speelt een stereotype over feministen de grootste rol, namelijk dat zij zulke grappen niet maken. De mop lijkt dan relatief onschuldig.

Uitgesproken door de juiste persoon, in de juiste context, kan een problematische grap dus juist gewaardeerd worden door iemand die normaliter tegen zulk soort humor is. Sterker nog, het kan een uitlaatklep zijn, een manier om seksisme, racisme, homofobie, etc. aan te kunnen.

Geen identiteitspolitiek

Dit gegeven leidt soms tot de reactie dat er hier identiteitspolitiek gevoerd wordt: vrouwen mogen seksistische grappen maken, Turken Turkengrappen, en de witte hetero cisgender man mag helemaal niets meer. Maar deze reactie is misplaatst. Of een grap problematisch of relatief onschuldig is hangt niet af van de identiteit van de grappenmaker als vrouw, Turks, Joods, enzovoorts.

Je bent schuldig totdat je onschuld is bewezen

Volgens feministische filosoof bell hooks was een van de cruciale inzichten van het feminisme van de jaren ’70 en ’80 immers dat vrouwen ook systematisch bijdragen aan de patriarchale maatschappij. En in het boek How to Be an Antiracist legt Ibram Kendi in detail uit dat ook Afro-Amerikanen soms een rol spelen in het racisme tegen zwarten in de VS.

Met andere woorden, je bent schuldig totdat je onschuld is bewezen. Het is niet genoeg om vrouw of zwart, Turks of Joods te zijn. Pas als je publiek zeker weet dat je feminist bent, zullen de woorden ‘vrouwen hebben maar één recht, en dat is het aanrecht’ uit jouw mond geïnterpreteerd worden als een grap over seksisme en niet over vrouwen.

Hetzelfde geldt uiteraard voor racistische, homofobe en antisemitische grappen. En gelukkig kan iedereen, en dus ook een witte hetero cis gender man, feminist en anti-racist, anti-heteroseksistisch en anti-antisemitisch zijn!

Niet helemaal onschuldig?

Hoewel er dus contexten zijn waarin een problematische grap relatief onschuldig maar wel grappig kan zijn, is het denk ik soms toch beter om hem zelfs dan niet te maken. Want zoals iedereen die mediatraining heeft gehad weet: herhaal nooit waar je het niet mee eens bent, ook als duidelijk is dat je het er niet mee eens bent.

Elke keer dat je een stereotype belachelijk maakt, maak je mensen ook bewust van het bestaan van dat stereotype. En dat heeft dus directe gevolgen, zoals onderzoek naar vooroordelen en stereotype threat aantoont.

We kunnen beter vragen of een grap wel anti-seksistisch, anti-racistisch of anti-antisemitisch is

Je moet dus steeds een afweging maken. Aan de ene kant kun je met een problematische mop, in de juiste context, de onderliggende generalisaties belachelijk maken en daarmee ook je frustraties uiten. Aan de andere kant verspreid je tegelijkertijd toch ook de stereotypes die je belachelijk maakt, namelijk door indirect naar hun bestaan te verwijzen.

Anti

Discussies over problematische grappen gaan vaak over de vraag of een bepaalde grap wel of niet seksistisch, racistisch, homofoob of antisemitisch is. Die focus leidt al snel tot het gevoel dat de grappenmaker wordt weggezet als een seksist, racist of soortgelijke. Op die manier wordt een rationele dialoog over problematische humor lastig.

Het lijkt mij dan ook veel beter om te vragen of een grap wel of niet anti-seksistisch, anti-racistisch, anti-heteroseksistisch of anti-antisemitisch is. Dat wil zeggen, het is nuttiger om de nadruk te leggen op het actief tegengaan van de problematische -ismen.

Want dan suggereer je bijvoorbeeld niet meteen dat een problematische grappenmaker racist is, maar wel dat die in ieder geval niet helpt om racisme tegen te gaan. Dat leidt tot een ander en vooral een beter gesprek over de problematiek.

Mocht ik ooit, als ouder, de avondvierdaagse nog eens lopen, dan zul je mij dus ook geen problematische grappen horen maken. Niet omdat ze niet grappig zijn, en zelfs niet omdat ze misschien kwetsen, maar vooral omdat ze draaien om stereotypes die we onze kinderen juist niet moeten meegeven.

Ik wil Laura Molenaar heel erg bedanken voor diens nuttige commentaar op een eerdere versie van dit stuk.

Verder lezen

Noël Carroll. 1991. ‘On jokes.’ Midwest Studies in Philosophy 16: 280-301.

Claude Steele. 2010. Whistling Vivaldi: How Stereotypes Affect Us and What We Can Do. W.W. Norton & Co

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

2 Comments

  1. Leuk artikel.
    In een vrij land mag elke grap, ook als is het beledigend.
    Maar of iedere grap ook fatsoenlijk is, ethisch-, opvoedkundig- en sociaal maatschappelijk verantwoord, dat is de vraag.
    Een grap zegt iets over de grappenmaker.
    Een grap die niet aan bovengenoemde kenmerken voldoet zegt veel over de grappenmaker.

  2. Beste Wouter,
    Mooi stuk! Interessante theorie van Carroll.
    Toevallig heb ik vorige week een artikel gepubliceerd in hetzelfde thema. Ik maak daar gebruik van een andere uitleg van humor, die je wellicht interessant zult vinden. Hier te vinden: https://salonduperron.com/de-nar/
    Hartelijke groet,
    Julian

Comments are closed.