Door Thomas Nys (Universiteit van Amsterdam)

Zo’n dertig jaar geleden gaf een gruwelijk boek aanleiding tot een gruwelijk misverstand. Bret Easton Ellis publiceerde toen American Psycho, een verhaal over Wall Street-yuppie Patrick Bateman die doet wat Wall Street-yuppies doen – namelijk niks – en die zich, in de zeeën van tijd die overblijven, ontzettend druk maakt over onbelangrijke dingen en uiterlijk vertoon: kapsels, maatpakken, fitness-oefeningen, verzorgingsproducten, films, popmuziek en reserveringen bij dure restaurants.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Bateman heeft echter ook een geheim, want ’s nachts is hij een serial killer die zijn slachtoffers op monsterlijke wijze vernedert, foltert en vermoordt. Tenminste, dat denkt hij en dat geloven wij, de lezers, tot we op het einde van het boek (en wie het boek nog wil lezen, kan hier stoppen) in verwarring raken en samen met het hoofdpersonage tot de conclusie komen dat het voor Wall Street en de wereld misschien helemaal niet uitmaakt of de moorden nu wel of niet hebben plaatsgevonden. De onverschilligheid is compleet.

Paradoxaal genoeg werd American Psycho een bestseller

Het boek veroorzaakte een enorme ophef. Ten eerste was er de algemene aanklacht dat het geweld zou verheerlijken omdat zeer gewelddadige scènes zonder expliciete veroordeling werden gepresenteerd en als entertainment aangeboden. Ten tweede was er de meer specifieke controverse over het geweld tegen vrouwen, waardoor het een boek zou zijn dat vrouwenhaat verheerlijkt.

Beide reacties werden breed uitgemeten in de pers en hadden het paradoxale effect dat het een cultboek en bestseller werd, waarvan uiteindelijk meer dan een miljoen exemplaren zijn verkocht. Maar het boek en de reacties gaven tevens aanleiding tot een regelrecht en haast lachwekkend misverstand dat American Psycho overstijgt en de jaren ’90 helaas heeft overleefd.

In een documentaire die enkele jaren na het boek verscheen, merkt een vrouwelijke literatuurcriticus het volgende op:

“Wat me zo verbaast aan de grote feministische aanvallen op American Psycho is dat niemand zei: ‘Maar dit is zo’n vernietigend portret van mannelijk gedrag, zo’n aanval op de mannelijke manier van doen, het is zo’n briljante satire op mannelijke ijdelheid, op mannelijke concurrentiedrang, op de mannelijke paranoia, op het zoeken naar mannelijke status.’”

Dat is inderdaad verbazingwekkend. Ellis presenteert in zijn boek een vrouwenhater, een narcist, een materialist en een moordenaar, maar daarmee keurt hij – of beter: het boek – dat gedrag niet goed. Integendeel, het is een satire, een overdrijving, een metafoor en misschien zelfs een vileine kritiek.

American Psycho gaf aanleiding tot een lachwekkend misverstand

De verbazing is terecht omdat het haast onmogelijk is om de roman niet zo te interpreteren. En toch gebeurde dat. Een thema uit het boek – misogynie – werd opgevat als boodschap; alsof de schrijver het niet wil laten zien, maar het aanprijst of wil verdedigen. Maar dat doet hij niet. Ook Ellis was verwonderd en omschrijft zijn boek als “in feite bijna een feministisch traktaat.”

Dit misverstand is gruwelijk omdat het een schijntegenstelling creëert. Critici verwerpen de mogelijkheid dat het werk kritisch is ten aanzien van bepaalde handelingen, fenomenen of tendensen (of zien die mogelijkheid zelfs niet) en verkiezen vijandschap boven bondgenootschap.

Dat is niet alleen de schuld van deze critici, want de tegenpartij is vaak medeplichtig. Ter verdediging van de auteur of artiest wordt immers regelmatig het principe van artistieke vrijheid of vrijheid van meningsuiting opgeworpen, maar dat bestendigt alleen het misverstand.

Men benadrukt dat de artiest moet ‘kunnen zeggen wat hij wil’ en dat het mogelijk moet zijn om ook ‘een ander geluid’ te laten horen; alsof het vrouwonvriendelijke perspectief óók een podium verdient. Op die manier bevestigen de ‘verdedigers van het vrije woord’ de twijfelachtige interpretatie van de critici, namelijk dat het boek inderdaad een tegengestelde mening verkondigt, maar dat dat ‘moet kunnen’.

Ze dreigden de kunstgalerij op te blazen

Het misverstand beperkt zich niet tot American Psycho. Soms wordt de hele situatie ronduit lachwekkend. In 2005 liet artiest Mark McGowan het kraantje van een kunstgalerij open staan om op die manier te protesteren tegen de verspilling van drinkwater. Hij noemde deze installatie de Running Tap en was van plan om de kraan een jaar lang te laten lopen om mensen zo bewust te maken van het probleem. Maar dat ging niet door.

Niet alleen werd er gedreigd de watertoevoer van de hele galerij af te sluiten, maar ook om het gebouw op te blazen indien er geen einde zou komen aan de nodeloze verspilling. Een bedremmelde McGowan draaide de kraan dicht en liet optekenen dat hij het protest begreep. Ook hij was immers tegen verspilling.

De dynamiek is duidelijk, en het is niet moeilijk om recente voorbeelden van dit misverstand in Nederland aan te wijzen: van Erik Kessels die zijn installatie Destroy My Face zag verdwijnen tot Martijn Koning die Thierry Baudet probeerde te ‘roasten’ maar zelf op de brandstapel belandde.

Het resultaat is ongemak. Kunstenaars en artiesten moeten hun bedoelingen toelichten (‘Ik wilde zeker niet kwetsen’, ‘Ook ik ben tegen discriminatie, seksisme, racisme, geweld tegen vrouwen’) om er vervolgens op gewezen te worden dat een werk, ondanks nobele bedoelingen, toch kwetsend kan zijn.

Dat klopt, maar het punt is dat het dat niet hoefde te zijn; het werk van de genoemde personen gaf daar althans geen reden toe. Integendeel. Een meer bedachtzame, welwillende interpretatie zou de kans geboden hebben om de roman, de grap, of het kunstwerk aan te grijpen om de feministische of ecologische positie van de critici kracht bij te zetten.

Deze kunst hoefde helemaal niet kwetsend te zijn

Maar in plaats van het over het onderwerp te hebben, wordt het debat nodeloos naar een meta-niveau getild, waardoor we het plots over de psychologie van de kunstenaar (met name zijn of haar bedoelingen) of over abstracte principes als vrijheid van meningsuiting hebben.

Dat zijn op zich interessante en relevante debatten: intenties kunnen ons een werk beter doen begrijpen en het is ongetwijfeld zo dat er ook kwetsende kunst moet kunnen bestaan, maar het was in deze gevallen niet nodig en daardoor misleidend om die debatten aan te snijden. 

Critici en verdedigers delen immers een normatieve positie: ze willen allebei hetzelfde aan de kaak stellen. De critici (‘American Psycho is overduidelijk vrouwonvriendelijk!’) moeten beter leren lezen en luisteren, maar de intellectuele snob moet eveneens vermijden zich te verliezen in wat opnieuw een meta-discussie is, nu over de domheid van de tegenpartij. Op het niveau van het onderwerp, datgene waar het om gaat, is er namelijk geen tegenpartij.

De film American Psycho, met Christian Bale in de hoofdrol – wiens schoonmoeder trouwens een van de belangrijkste stemmen in de feministische aanval op het boek was – kent een andere slotscène dan het boek. Patrick Bateman bekent zijn moorden, maar niemand gelooft hem. Hij kan Huppeldepup helemaal niet vermoord hebben, zegt zijn advocaat, want hij heeft vorige week nog met hem gedineerd. Het moet dus wel een zieke grap van Bateman zijn.

Men hoort het wel, maar niemand luistert

Maar de lezer weet ondertussen dat iedereen op Wall Street inwisselbaar is: iedereen ziet er hetzelfde uit in een Italiaans maatpak en met een 100-dollar-haircut en Oliver Peoples-bril. Personen worden voortdurend met elkaar verwisseld, dus het maakt ook allemaal niets uit. Niemand wordt gemist, want er is altijd weer een ander – altijd weer dezelfde. “Deze bekentenis”, prevelt Bateman, “was totaal…zinloos.”

Misschien gaat dat hier ook op. Het uitgesproken besef dat er met verontrustende regelmaat sprake is van dit soort misverstanden, waarbij partijen die het met elkaar eens zouden kunnen zijn steeds verstrikt raken in vermoeiende schaduwgevechten en zich uiteindelijk van elkaar afwenden, is niet genoeg.

Men hoort het wel, maar niemand luistert. Dat is het wezen van tragiek: een onafwendbare ellende die zich volgens een ijzeren logica voltrekt. “Mijn pijn is eindeloos en intens”, zegt de psychopaat, “er is geen catharsis.” We mogen hopen dat hij zich ook hierin vergist.

Verder lezen

Wouter Cohen, 2021. ‘Problematische grappen doen meer dan kwetsen’.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend