Door Jozef Keulartz (Emeritus bijzonder hoogleraar Duurzaamheid Radboud Universiteit Nijmegen)

De klimaatalarmisten en natuurgekkies onder ons demoniseren de technologie, verheerlijken de natuur en schetsen een dystopisch toekomstscenario. Maar wij zijn inmiddels tot cyborg geëvolueerd, tot hybride van mens en machine. En in het cyborg-tijdperk zijn de grenzen tussen het natuurlijke en kunstmatige vervaagd, zoals Yvonne Faber dat in haar essay Cyborgs drinken geen natuurwijn aan het voorbeeld van de natuurwijn illustreert. Ter ondersteuning voor haar betoog beroept Faber zich op A Cyborg Manifesto van Donna Haraway. Op dit betoog valt echter wel wat af te dingen.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

De term ‘cyborg’ werd in 1960 bedacht door Manfred Clynes en Nathan Kline, die als ingenieurs verbonden waren aan de National Aeronautics and Space Administration (NASA). In hun visie is de cyborg een zelfregulerend mens-machine systeem dat met high-tech geschikt gemaakt moet worden voor een verblijf in de ruimte.

Het cyborg-onderzoek steunde vooral op ontwikkelingen in de informatietechnologie die sinds de Tweede Wereldoorlog werd gedreven door de wens het militair-industriële complex te versterken. Gezien deze antecedenten lijkt de cyborg niet bepaald een figuur om de technofobe feministen en spirituele natuuraanbidders mee om de oren te slaan.

De cyborg was en is ook nog steeds een zeer geliefd figuur in Silicon Valley. Zoals de transhumanist Hans Moravec ooit opmerkte zal de op proteïne gebaseerde levensvorm in de toekomst plaats moeten maken voor een levensvorm die gebaseerd is op silicium, de grondstof voor computerchips.

Natuurbeschermings-paradox

Net als Donna Haraway beschouwt ook Bruno Latour de ‘posthuman’ als een hybride van organisme en mechanisme. En ook zijn werk wordt gekenmerkt door een uitgesproken technofiele benadering.

In It’s development, stupid! maakt Latour zich vrolijk over de ‘degrowth’-beweging die te stom is om de noodzaak van verdergaande ontwikkeling te onderkennen. Het doel van de politieke ecologie mag niet gericht zijn op het stoppen met innoveren en interveniëren. Het is nu nodig om niet minder maar juist meer te ontwikkelen.

Latour verwerpt bovendien de manier waarop de groenen het voorzorgsprincipe (better safe than sorry) interpreteren, namelijk als barrière voor elke innovatie waarvan niet voor de volle honderd procent kan worden aangetoond dat ze veilig is.

In Which protocol for the new collective experiments? kiest hij zelf voor een tegenovergestelde interpretatie: “Het is een oproep tot experimenteren, uitvinden, verkennen en uiteraard het nemen van risico’s.”Op dit punt vertoont zijn werk verwantschap met de radicale transhumanisten, die het ‘precautionary principle’ hebben ingeruíld voor het ‘proactionary principle’.

Net als Haraway is ook Latour van oordeel dat natuur en cultuur tegenwoordig onlosmakelijk met elkaar verstrengeld zijn. De natuur als autonome grootheid is zo goed als dood, stelt Latour in zijn boek Politics of Nature met voldoening vast: “Godzijdank gaat de natuur dood. Ja, de grote Pan is dood. Na de dood van God en de dood van de mens moest ook de natuur de geest geven.

Natuurbeheerders kunnen het nooit goed doen – zij worden veroordeeld als ze niet ingrijpen maar ook als zij wel ingrijpen

Natuurbescherming, natuurherstel en natuurontwikkeling – het zijn in wezen allemaal zinloze en achterhaalde activiteiten. Ze vragen volgens Latour immers om “onze constante zorg, onze onverdeelde aandacht, onze kostbare instrumenten, onze honderdduizenden wetenschappers, onze enorme instellingen, onze zorgvuldige financiering”.

We stuiten hier op wat ook wel als de ‘natuurbeschermings-paradox’ bekend staat: als de natuur wordt gezien als iets wat volkomen losstaat van menselijke interventie en controle, dan zijn natuurbehoud en natuurherstel per definitie onmogelijk.

Dit leidt tot een dilemma: natuurbeheerders kunnen het nooit goed doen – zij worden veroordeeld als ze niet ingrijpen (omdat hierdoor belangrijke natuurwaarden verloren zouden gaan) maar ook als zij wel ingrijpen (omdat dit afbreuk aan de natuurlijkheid zou doen).

Naar een ecologie van de ontvlechting

Posthumanisten als Haraway en Latour maken korte metten met het overgeleverde dualisme van cultuur en natuur; ze erkennen slechts het bestaan van hybriden. En ze ontkennen dat het mogelijk zou zijn om terug te keren naar een verleden waarin menselijke en niet-menselijke actoren apart van elkaar zouden bestaan.

Dat leidt er volgens sommige critici toe dat de niet-menselijke actoren ernstig worden beknot in hun vrijheid om het eigen leven autonoom vorm te geven. Deze critici hebben gepleit voor een ‘ecologie van de scheiding’, zoals de ondertitel van een boek van de Franse filosoof Frédéric Neyrat uit 2019 luidt. Een andere Franse filosoof, Virginie Maris, heeft erop gewezen dat zo’n ecologie hard nodig is om de wilde natuur te beschermen tegen voortdurende exploitatie en vernietiging.

Critici hebben gepleit voor een ‘ecologie van de scheiding’

In haar boek Het wilde deel van de wereld stelt Maris dat notie van een scherpe dichotome scheidslijn tussen natuur en cultuur vervangen moet worden door het concept van natuur en cultuur als twee uitersten van een breed continuüm van hybride tussenvormen. Het denken in termen van grenzen maakt hier dus plaats voor een denken in termen van graden. Het is niet langer een kwestie van ‘het een of het ander’ maar van ‘meer of minder’.

Op deze manier kan men ontsnappen aan het door de posthumanisten terecht gewraakte dualisme, zonder te vervallen in een contraproductief monisme dat de twee domeinen van cultuur en natuur tot een eenheid laat versmelten.

Op grond van zo’n gradueel onderscheid tussen cultuur en natuur hoeft menselijk ingrijpen niet altijd hand in hand te gaan met afnemende natuurlijkheid. Het kan de natuurlijkheid juist ook bevorderen. Dat kan verhelderd worden met behulp van een analogie die aan de civilisatietheorie van de beroemde socioloog Norbert Elias is ontleend.

Elias onderscheidt ruwweg twee fasen in het westers civilisatieproces. In de periode van 1200 tot 1750 moesten mensen leren spontane gedragingen te vermijden door opwellingen tot zulke gedragingen te onderdrukken. In de periode daarna werd van mensen verwacht dat ze hun spontane gedrag niet simpelweg bedwingen maar op ‘beheerste’ wijze tot uiting brengen. Deze laatste vorm van zelfbeheersing duidde Elias aan als “controlled decontrolling of emotional controls”.

In Europa ontpopte Nederland zich als pionier van rewilding

Naar analogie hiervan zou men ten aanzien van natuurherstel kunnen spreken van een “controlled decontrolling of ecological controls”. Deze formule maakt duidelijk dat de creatie van speelruimtes voor de dynamiek van natuurprocessen (zoals begrazing en predatie) geen ongecontroleerd proces is, maar dat het vraagt om nieuwe, minder rigide en meer flexibele vormen van natuurbeheer.

Wanneer we ten aanzien van de natuur de teugels willen laten vieren en het vermogen van niet-menselijke actoren om hun eigen leefwijze en leefomgeving actief vorm te geven willen bevorderen, dan vereist dat eerder meer dan minder rij- en stuurmanskunst.

Een vorm van natuurbeheer die de idee van een gecontroleerde ontvlechting van natuur en cultuur in de praktijk brengt is rewilding. In Europa ontpopte Nederland zich als pionier van rewilding, al werd die term hier pas rond 2010 gangbaar. De Nederlandse term hiervoor was ‘natuurontwikkeling’.

Terwijl het traditionele natuurbeheer erop gericht is om historische systemen in hun oorspronkelijke staat te bewaren of terug te brengen, een poging die iemand ooit vergeleek met ‘autorijden door in de achteruitkijkspiegel te kijken’, is natuurontwikkeling juist gericht op het creëren van nieuwe natuur op oude cultuurgrond.

Natuurontwikkelaars onderzoeken het verleden niet zozeer om het te herscheppen, maar om van het verleden te leren hoe de natuurlijke processen die van cruciaal belang zijn voor het behoud van biodiversiteit geactiveerd en in stand gehouden kunnen worden.

Meer lezen

Faber, Yvonne (2022). Cyborgs drinken geen natuurwijn, Bij Nader Inzien, 7 maart.

Haraway, Donna (1990). A Cyborg Manifesto. In: Simians, Cyborgs, and Women: The Reinvention of Nature. New York: Routledge.

Keulartz, Jozef (2012). ‘The emergence of enlightened anthropocentrism in ecological restoration’. Nature and Culture 7 (1): 48-71.

Latour, Bruno (2004).Which protocol for the new collective experiments? In: H. Schmidgen, P. Geimer & S. Dierig (eds.), Kultur im Experiment, Berlin: Kadmos Verlag, pp.17- 36.

Latour, Bruno (2004). Politics of Nature. How to Bring the Sciences into Democracy. Cambridge, MA: Harvard University Press.

Latour, Bruno (2008). ‘It’s Development, Stupid!’ or: How to Modernize Modernization. In: Jim Proctor (ed.) Postenvironmentalism, 1-13, Cambridge, MA: MIT Press.

Maris, Virginie (2021).Het Wilde Denken. Over natuur in het Antropoceen. Amsterdam: Boom uitgevers.

Neyrat, Frédéric (2019). The Unconstructable Earth – An Ecology of Separation. New York: Fordham University Press.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

2 Comments

  1. Bedankt Jozef Keulartz voor dit genuanceerd artikel.

    Met enig risico veronderstel ik dat de meeste literatuur over al deze posities kan samengevat worden in de volgende zin : ‘De vergelding van de natuur’. Misschien zijn alle betekenissen daarvan daar wel in opgenomen, op voorwaarde dat ze voorlopig zijn (welke zijn niet voorlopig), en dat vooral het werkwoord ‘gelden’ of ’te geld maken’ onze speciale aandacht blijft verdienen.

    Boeken en artikels moeten verkopen, of ze nu pro- of contra gelijk welke natuurlijke of hybride posities zijn, en het blijft de vraag in welke mate miljarden mensen en triljarden andere levende wezens ze in de praktijk zullen omzetten, hybride of niet. Als hybride beter verkoopt wil dat nog niet zeggen dat onze praktijk even hybride zal zijn, of juist omgekeerd. Het zou kunnen dat een hybride verkoop even twijfelachtig wordt in de toekomst, en dat elk levend wezen buiten de mens nog altijd helemaal niets verkoopt. Misschien maar best ook, want in het andere geval zou elke concurrentie bij voorbaat verslagen zijn.

  2. De feitelijke balans die we nu kunnen opmaken is:
    de mens vernietigt de natuur op ongeëvenaarde wijze en snelheid, zodat op sommige onderdelen er een onomkeerbare situatie ontstaat. Zelfs nu diezelfde wetenschap vaststelt dat het zo verder niet kan.
    De wetenschap verbergt zich achter het argument: wij zijn van de wetenschap, maar hoe anderen hiermee omgaan is niet onze verantwoordelijkheid.
    Waar het om gaat is dat de mens tot nu toe zijn verworvenheden heeft ingezet voor zijn eigen korte termijn voordeel. En daarmee het leven op aarde, het milieu, de natuur en zelfs het klimaat opoffert. Het is dus kortzichtigheid en barbaarse kracht van de mens.
    Alleen als wij in staat om onze verworvenheden in te zetten ten behoeve van alle levensvormen en hun randvoorwaarden op aarde, is innovatie en ontwikkeling positief. Zoals het zich tot nu toe ontwikkelt is het destructief.
    Nederland is hierin helemaal geen positief voorbeeld, we lopen achter in de discussie, en we hebben geen natuur meer en verstikken bewust onze leefomgeving en die van de overige natuur. Die hebben we de afgelopen eeuwen vernietigd uit kortzichtig financieel belang.

Comments are closed.