Door Vaas de Wit (Universiteit van Amsterdam)
Door mijn puberogen keek ik met wanhoop naar het leven dat mijn ouders leidden. Iedere dag hetzelfde ontbijt, dezelfde trein, hetzelfde stressvolle werk en ter ontspanning wederom een Netflix-serie, iets te veel chips en een echtgenoot die na tien minuten in slaap valt. De dag erna moet mijn moeder dan eerst uitleggen waarom soappersonage Katja nu samen is met Nick in plaats van met Bas voordat hetzelfde Netflix, chips en slaapritueel weer opnieuw kan beginnen.
Nee, dit was niks voor mij. Mijn ouders beweerden dan wel gelukkig te zijn, maar dit leven was mijn grootste nachtmerrie. Ik zag het leven als één groot avontuur waarin elke herhaling een gemiste kans is.
Tegenwoordig komen vergelijkbare angsten nog steeds regelmatig naar boven. Bijvoorbeeld wanneer ik voor de vijfde dag op rij in dezelfde trein naar Amsterdam stap en de existentiële levensvragen door mijn hoofd schieten. Vind ik het studeren echt leuk? Wat draagt mijn leven eigenlijk bij? Ben ik gelukkig? Het zijn momenten waarop ik probeer te zoeken naar een doel achter het alledaagse ritme.
De doelloosheid van het leven
Als na anderhalf uur dromen mijn bestemming bereikt is, worden deze vragen alleen maar verder gevoed. In mijn studie filosofie word ik dag in dag uit gemotiveerd om de betekenis van het leven kritisch onder de loep te nemen en te bestuderen hoe generaties aan denkers voor mij precies hetzelfde proces doorliepen.
Albert Camus, een Franse filosoof uit de twintigste eeuw, worstelde ook met de vraag naar betekenis op momenten dat het leven in herhaling lijkt te vallen. Schijnbaar maakte dit existentiële denkproces hem behoorlijk pessimistisch, want al vrij snel concludeerde Camus dat alle twijfels gereduceerd kunnen worden tot één essentiële vraag: is het leven waardevol genoeg om het niet te beëindigen?
Het gevoel van doelloosheid heeft ook een positieve kant
Camus bevestigt gelukkig direct dat zelfmoord niet de oplossing is. Hij beschrijft dat het leven inderdaad vaak volkomen zinloos voelt, maar benadrukt dat men zichzelf ook als gelukkig kan zien in deze doelloosheid.
Oké, maar hoe dan? Om mijzelf als gelukkig te kunnen zien, voelt het alsof ik mij moet kunnen vasthouden aan een betekenis. Een soort doel, om te voorkomen dat de dagelijkse herhaling begint te lijken op wat ik in mijn puberteit als mijn grootste nachtmerrie beschouwde. Een dergelijke wens naar houvast is wat Camus, en anderen met hem, bestempelen als het ‘absurdisme’: het tegenstrijdige idee dat ons leven een hoger doel of diepere betekenis moet hebben om tevreden te kunnen zijn met de manier waarop we het leiden, terwijl die hogere betekenis onvindbaar lijkt.
Het leven als een metrostelsel
Dat het gevoel van doelloosheid ook een positieve kant heeft kwam pas echt bij mij binnen toen mijn partner en ik een screening van Where are we headed van Ruslan Fedotow bezochten. We lieten onze Netflix-serie even voor wat het was en werden voor 63 minuten lang volledig ondergedompeld in de wereld van het metrostelsel in Moskou.
Ik genoot van een goudeerlijke documentaire waarin zonder enige poespas het alledaagse werd afgebeeld: verhuizende kerstbomen, voetbalfans, geïrriteerde gesprekken en mensen die zingend het nieuw jaar in reizen. Geen context, geen verhaallijn, en geen doel, maar een film volledig gevuld met korte fragmenten van mensen die zich toevallig in de metro bevinden.
In een onverschillige wereld ontstaat de vrijheid om zelf betekenis te geven
Niemand zit in de metro omwille van de metro zelf, maar iedereen ziet het treintje als een middel naar de waardevolle bestemming boven de grond. Desondanks is het boeiend, vermakelijk en ten tijde zelfs hartverwarmend om een inkijkje te krijgen in hoe die diverse levens zich bewegen door het ondergrondse.
Pas toen ik het filmhuis met een brede glimlach weer verliet, realiseerde ik me hoe blij ik werd van het kijken naar het onbenullige alledaagse ritme. De filmische vorm zorgde voor wat afstand, waardoor ik Camus ineens beter begrijp. Wanneer we de constante zoektocht naar de betekenis van het leven staken, ontstaat er ruimte om geluk te vinden in de regelmaat.
Mijn leven is eigenlijk niet meer dan deze documentaire. Een ondergewaardeerde, maar veelzijdige wereld waarin ik mezelf constant verlies in de zoektocht naar een groter, mooier en belangrijker leven. Een absurde conclusie, waardoor mijn beleving ineens iets lichter wordt.
In een onverschillige wereld ontstaat de volledige vrijheid om zelf betekenis te geven. Het gaat niet altijd om het maken van de juiste keuzes of het leiden van hét grootste en meest betekenisvolle leven boven de grond, maar om de waardering van het kleine ondergrondse alledaagse.
Dit is een betoog om jezelf actief te verwonderen over de alledaagse wereld
Dit is een houding waarbij verwondering over onze directe belevingswereld op de eerste plaats staat. Een verwondering die pas de ruimte krijgt wanneer de zoektocht naar het grootse naar de achtergrond verdwijnt en verruild wordt voor een acceptatie van de regelmaat.
Dit is geen pleidooi om achterover te leunen en het leven onverschillig te lijden. Het is een betoog om jezelf actief te verwonderen over de alledaagse wereld om ons heen. Juist op de momenten dat de betekenis om je aan vast te houden ontbreekt.
Tijdens de eerstvolgende treinrit naar Amsterdam forceerde ik mijn hoofd een keer niet af te dwalen naar vragen rondom het nut van studeren. De studie, evenals de treinrit, hoeft niet altijd een intrinsiek nut hebben, maar kan waardevol worden door mijn verwondering. Ineens voelde ik de ruimte om te glimlachen om twee kinderen die naast mij druk in discussie waren over de kleur van mijn rugzak.
Op de terugreis leidde mijn nieuwe blik tot de keuze om in een totaal andere trein te stappen dan normaal. In plaats van binnen anderhalf uur vond ik mezelf nu drie uur later alsnog op mijn eigen vertrouwde bank, waar ik onderuit gezakt de laatste alinea’s van dit essay uittyp. Ondertussen voel ik mijn partner naast mij langzaam in slaap vallen. Een onderdeel van ons eigen avondritueel. Morgen kan ik dus gelukkig nog eens vertellen dat ons leven precies is zoals die documentaire die we laatst zagen.
Vaas de Wit is student aan de research master van de Universiteit van Amsterdam.
Verder lezen (of kijken)
Camus, Albert. The Myth of Sisyphus. Vertaald door Justin O’Brien. London: Penguin Books, (1942) 2005.
Where are we headed. Geregisseerd door Ruslan Fedotow. Wit-Rusland, Rusland: Pinery, 2021.
Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie. |