Door Govert den Hartogh (Emeritus hoogleraar, Universiteit van Amsterdam)

Op 7 oktober overvielen militanten van Hamas Israëlische dorpen aan de grens met Gaza en vermoordden daar op gruwelijke wijze 1200 inwoners, uitsluitend omdat het burgers van de staat Israël waren. Is dit niet een voorbeeld van het ultieme, het absolute kwaad? ‘Beestachtig’ werd het genoemd, alsof andere dieren dan mensen zo door grenzeloze haat gedreven kunnen zijn. ‘Duivels’ zou misschien een meer passende term zijn.

Op de hoogte blijven? Volg ons op Twitter, Facebook en Instagram.

Ja, Gaza is al vele jaren totaal omsingeld door Israël, regelmatig getroffen door verwoestende bombardementen, met vrijwel volledige economische verlamming tot gevolg. Maar als je zou proberen de misdaad van 7 oktober begrijpelijk te maken door naar deze feiten te verwijzen, zou je het extreme karakter van dat kwaad zo niet verontschuldigen dan toch relativeren. Daarover waren Mark Rutte en Frans Timmermans het in eerste instantie eens. Hadden ze daar gelijk in?

Naar de wortel

Om deze vraag te beantwoorden kunnen we te rade gaan bij de Duitse filosoof Immanuel Kant. Hij ontkent dat het absolute kwaad bestaat, het kwaad dat alle begrip te boven zou gaan. In het eerste deel van zijn boek over de religie binnen de grenzen van de rede uit 1793 bespreekt hij het ‘radicale kwaad’. Het woord ‘radicaal’ is afgeleid van het Latijnse ‘radix’, oftewel wortel. Kant doelt met het ‘radicale kwaad’ dus op het kwaad dat aan al het andere kwaad ten grondslag ligt, het fundamentele kwaad.

Ieder mens dat in staat is op zijn handelen te reflecteren beseft volgens Kant dat gedrag als dat van de Hamasstrijders verwerpelijk is, ook die strijders zelf. En dat is niet alleen maar een theoretisch weten, dat besef is ingebakken in de redelijke wil zelf en heeft dus ook een zekere motiverende kracht. Om zoiets te kunnen doen moeten mensen een innerlijke weerstand overwinnen.

Handelen mensen die zichzelf als bom inzetten uit eigenliefde?

Maar mensen worden in hun gedrag niet alleen door hun moreel besef gemotiveerd, maar ook door eigenliefde. Daar is op zichzelf ook niets mis mee. Wel treden er voortdurend situaties op waarin redelijke wezens niet tegelijk het morele gebod kunnen naleven en hun eigenbelang kunnen dienen, en dan hebben zij de vrijheid om een keuze te maken.

Zoals je kunt verwachten kiezen mensen in zo’n situatie nogal eens voor hun eigenbelang. Sommige mensen doen dat systematisch. Dat is de wortel van het kwaad. Het morele besef blijft dan nog doorklinken in de rechtvaardigingen die zij zelf bij hun keuzen bedenken. ‘Het slachtoffer heeft het er zelf naar gemaakt’. Zulke rechtvaardigingen zijn minstens halfbewust zelfbedrog. Een duivelse wil zou echter de wil zijn van iemand die met hart en ziel het kwade doet omdat het kwaad is, niet alleen omdat hij prioriteit geeft aan zijn eigenbelang. Zo’n wil kan volgens Kant niet bestaan.

Was Kant naïef?

Deze leer roept bij commentatoren tegenwoordig weinig waardering op, eerder verontwaardiging. Kant lijkt geen besef te hebben van de extreme proporties die het kwaad kan aannemen en de mate waarin het handelen van de daders ook tegen hun eigenbelang in kan druisen. Handelen mensen die zichzelf als bom inzetten uit eigenliefde?

Kant maakt zich weinig illusies over de goedheid van de menselijke natuur

De enorme inzet van mensen en materieel die nodig was voor het uitroeien van de Europese Joden ging ten koste van de oorlogsinspanning van de nazi’s zelf en droeg zo bij aan hun nederlaag. En de daders van 7 oktober wisten uit ervaring dat Israël hun daden zou vergelden en daarbij vele malen meer slachtoffers zou maken dan zij deden. Eigenbelang kan zulk gedrag niet verklaren.

Maar zo naïef was Kant niet. In het algemeen maakt hij zich weinig illusies over de goedheid van de menselijke natuur. En hij blijkt, in De Religie en in andere geschriften, zich bewust te zijn van het bestaan van een aantal mechanismen die het mateloze en schijnbaar contraproductieve karakter van het extreme kwaad begrijpelijk kunnen maken.

De logica van escalatie

Een belangrijk mechanisme is escalatie. Kant beschrijft dat mechanisme vooral in zijn schetsen van de ‘natuurtoestand’. Dit is de toestand waarin mensen zich zouden bevinden als er geen staatsgezag zou bestaan dat de rechten en plichten van mensen ten opzichte van elkaar nader invult en afdwingt. Net als Thomas Hobbes dat eerder deed in zijn Leviathan (1651) schildert Kant die toestand af als een oorlog van allen tegen allen.

Je moet niet van tevoren aankondigen waar bij de escalatie voor jou de bovengrens ligt

In zo’n toestand kun je alleen maar zelf beoordelen of je rechten zijn geschonden en wat je moet doen om je recht te halen. Bovendien weet je ook dat veel mensen in feite hun boekje te buiten zullen gaan uit eigenbelang. Zij zullen dus proberen jou als concurrent uit te schakelen door jou aan hun macht te onderwerpen.

Maar het zou onredelijk zijn om van je te vragen om te wachten tot ze je echt kwaad aandoen, je hebt het recht om daarop te anticiperen. Dat is de eerste stap op de escalatieladder. De inzet is daarbij om alvast zoveel mogelijk machtsmiddelen te verwerven waardoor je ook in de toekomst sterker zult staan.

Daarbij gaat het niet alleen om de absolute omvang van je arsenaal, het gaat er ook om sterker te zijn dan je tegenstander. Als je een kans hebt om het machtsverschil tussen hem en jou te vergroten, is er een reden om die kans te grijpen, ook al kost je dat absolute macht. Je moet vooral niet van tevoren aankondigen waar bij de escalatie voor jou de bovengrens ligt. Dat is een uitnodiging aan je tegenstander om net iets verder te gaan. Dit verklaart waarom gebruik van geweld in een conflictsituatie gemakkelijk overmatige proporties kan aannemen. Elke stap nodigt uit tot een volgende, en wie zich beperkingen oplegt verliest.

De vergelijkende eigenliefde

Wat in zulke conflicten telt, is echter niet alleen de feitelijke machtsbalans, maar vooral ook de beoordeling van die machtsbalans door je tegenstander. “Reputation of power is power”, zei Hobbes al: als je concurrenten alleen maar denken dat je sterker bent, zullen ze je ontzien. Om je reputatie te vergroten, kan het zinvol zijn onverschrokken daden te verrichten die je op zichzelf genomen geen voordeel opleveren.

Van belang is ook niet alleen hoe je door je tegenstander wordt ingeschat, maar ook hoe je jezelf inschat. In een situatie van buitengewoon grote onzekerheid en onveiligheid is het gewenst enerzijds een realistische inschatting van je eigen ‘macht’ te hebben, maar anderzijds ook een robuuste en stabiele. Wie zichzelf niet vertrouwt heeft de strijd al bij voorbaat verloren.

Kant zegt dat het iets ‘subliems’ heeft als mensen hun leven opofferen voor hun eer

Gebrekkig zelfvertrouwen kan zich ook verraden aan de tegenstander. Daarom speelt de strijd zich niet alleen in de realiteit af, maar ook op het niveau van de verbeelding. Leven in een illusie van onkwetsbaarheid kan (soms) grote strategische voordelen hebben. De zin van zogenaamd zinloos geweld is dan ook vaak het herstel van beschadigd zelfbeeld.

In De Religie spreekt Kant in dit verband van de ‘vergelijkende eigenliefde’: de eigenliefde die er op is gericht je positie te verbeteren in een statushiërarchie en dan vooral in het beeld dat anderen en jezelf van die positie hebben. Zelfs dit streven is in zijn ogen op zichzelf niet kwaad. Het leidt immers tot competitie en daardoor tot economische en culturele vooruitgang.

Het wordt pas kwaad als het geen morele grenzen in acht neemt. Dan kun je begrijpen dat de vergelijkende eigenliefde gemakkelijk overmatig wordt en daarbij schijnbaar contraproductief. Er is niets waarvoor mensen zoveel overhebben als voor hun eer, hun zelfbeeld in de ogen van anderen maar ook van zichzelf. Kant zegt dat het iets ‘subliems’ heeft als mensen hun leven opofferen voor hun eer, al heeft hij daarbij zeker niet aan zulke gruwelen als die van 7 oktober gedacht.

Er zijn dus drie redenen waarom het alledaagse kwaad in een escalerend conflict de neiging heeft overmatig te worden. Die hebben alle drie te maken met het vergelijkend karakter van de eigenliefde. Bij conflicten gaat het niet alleen om absolute macht, maar om relatieve machtsverhoudingen. Daarbij zijn erkenning door anderen en bevestiging van het zelfbeeld van wezenlijke betekenis.

Hamas en Israël

De Hamasstrijders wisten natuurlijk heel goed dat zij in vergelijking met Israël verreweg de zwakkere partij waren. Wat hun dwars zat was dat de Palestijnen in de ogen van Israël en van de rest van de wereld, met inbegrip van hun Arabische broeders, een machtsfactor van geen enkel belang meer waren, hooguit nog een object van liefdadigheid.

Dat beeld heeft Hamas met de aanslagen van 7 oktober veranderd, ongeacht de prijs die zij daarvoor inmiddels al betaald hebben en nog zullen moeten betalen. Burgers van Israël zullen niet gauw meer ‘normaal’ kunnen leven. Ook niet als het Israëlische leger erin zou slagen de commandostructuur en de militaire infrastructuur van Hamas bovengronds en ondergronds uit te schakelen, of zelfs alle Hamasstrijders die zich niet overgeven te doden. De overlevende kinderen van Gaza zullen opgroeien met dezelfde grenzeloze haat die op 7 oktober tot uitdrukking kwam. En die haat zal ooit opnieuw tot uitdrukking komen, in welke vorm dan ook.

Een reëel uitzicht op de-escalatie is er niet

Het escalatiemechanisme werkt aan Israëlische kant op vergelijkbare wijze, ondanks het machtsverschil. We kunnen niet met zekerheid vaststellen dat het Israëlische leger met opzet burgerdoelen kiest. Ook als er onder een gebombardeerd ziekenhuis geen commandocentrum blijkt te liggen kunnen er aanwijzingen zijn geweest dat het er lag.

Het is wel duidelijk dat Israël bij de keuze van militaire doelen nauwelijks rekening houdt met de gevolgen voor burgers. Liever vele doelen te veel gekozen dan één doel gemist. Bommen bij voorkeur van het grootste formaat. Het gevolg: elke dag vele malen een humanitair drama als Hawija.

Omdat Israël weigerde een humanitaire pauze in te stellen en de toegang tot water en stroom te heropenen zolang Hamas niet bereid was om gijzelaars uit te ruilen, kan het ook niet volhouden dat de nood van de burgerbevolking alleen maar nevenschade is en niet zelf een drukmiddel. In elk geval is ook die nevenschade duidelijk disproportioneel. Of het aan het eind van de oorlog nog mogelijk zal zijn voor ruim twee miljoen mensen om in Gaza te leven wordt met de dag twijfelachtiger. Dat ziet Israël niet als zijn probleem.

Op het huidige escalatieniveau houden beide partijen zich in hun wederzijdse haat zo stevig vast dat het geen van beiden lukt om uit die omhelzing te ontsnappen. De Palestijnen zouden zich daarmee alsnog tot een verwaarloosbare machtsfactor maken, om te beginnen in hun eigen ogen. Omgekeerd zou iedere concessie van Israël omtrent de bezetting van de Westoever en het nederzettingenbeleid door de Palestijnen alleen maar als erkenning van een nederlaag worden begrepen. Dit gebeurde ook na de terugtrekking uit Libanon in 2000 en uit Gaza in 2005. Ook voor de meeste Israëli’s is een stap terug ondenkbaar. Een reëel uitzicht op de-escalatie is er daarom niet.

Zijn wij beesten?

Ik moet de afgelopen tijd vaak terugdenken aan de houding die Nederlanders in de jaren ’50 tegenover de Duitsers hadden. De Duitse steden lagen allemaal in puin, maar dat vonden wij volkomen gerechtvaardigd. Winston Churchill beschouwden wij, geheel terecht, als een morele held. In 1939 besloot hij immers om de oorlog ondanks het schijnbare Duitse overwicht voort te zetten. Ook was zijn vermogen het Engelse volk te mobiliseren beslissend voor de uiteindelijke overwinning op het kwaad van de nazi’s.

Churchills keuze was verwerpelijk maar niet onbegrijpelijk

Maar in hetzelfde jaar besloot Churchill ook, in navolging van het Duitse voorbeeld in Warschau, Coventry en Rotterdam, Duitse steden te gaan bombarderen. Dit beleid heeft hij voortgezet tot in 1945. Toen was het echter (anders dan in 1939) allang mogelijk om zich op militaire en industriële doelen te concentreren. Ook was toen duidelijk dat het doden van honderdduizenden burgers de overlevenden alleen sterkte in hun haat en vrees.

“Zijn wij beesten?” vroeg Churchill zichzelf af in een gesprek met de Australische premier. Het antwoord is: nee. De keuze was, in elk geval in 1945, in de hoogste mate verwerpelijk maar in een maximaal geëscaleerd conflict niet onbegrijpelijk. Het is beter die mogelijkheid onder ogen te zien dan een groep mensen als duivels te beschouwen en als zodanig te behandelen.

Zo wordt ook wat er op 7 oktober en daarna in en om Gaza is gebeurd niet minder erg als wij het in de context zien van een conflict waarin beide partijen steeds nieuwe mogelijkheden zoeken om elkaar nog meer schade te berokkenen.


Verder lezen

De religie binnen de grenzen van de rede is in een Nederlandse vertaling verschenen bij Boom in 2010.

Een goed overzicht van Kants leer van het radicale kwaad biedt Matthé Scholten, The Evil in All of Us, in: Thomas Nys, Stephen de Wijze red., The Routledge Handbook of the Philosophy of Evil, Routledge 2019.

Een diepgaande, door Kant geïnspireerde beschouwing over het bestaan van het absolute kwaad geeft Frans de Wachter, Hoe radicaal is het radicale kwaad?, Tijdschrift voor Filosofie 65 (2003): 33–57.

Een klassieke beoordeling van het geallieerde beleid om burgerdoelen te bombarderen is te vinden bij Michael Walzer, Just and unjust wars, Basic Books 1978.


Portret door Laura Y.

Vond je dit een goed artikel? Bij Nader Inzien zet zich in voor de verspreiding van serieuze filosofische kennis en analyse. We kunnen het platform draaiende houden dankzij de inzet van vrijwillige auteurs en redacteuren en de steun van lezers zoals jij. Word daarom vriend van BNI of steun ons met een donatie.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend